Eindelijk: een beeld van de Indische oermoeder door esther van nierop Binnenkort verschijnt het boek De Njai van Reggie Baay over de geschiedenis van de njai, de oermoeder van de Indische Nederlander. Baay, van wie in 2006 de succesvolle romanDe Ogen van So/overscheen, boort met dit boek - waarvoor hij veel onderzoek heeft gedaan - weer een ander aspect van zijn schrijverschap aan. Een gesprek met hem over 'zijn' oer moeder, het koloniale taboe en het familiegevoel: 'U blijft toch wel eten, hè?' e Njai Vanwaar die zoektocht naar de Indische oermoeder? Reggie:'Tja, de fascinatie om op zoek te gaan naar de oermoeder van de Indische Nederlander was in eerste instantie heel persoonlijk. Ik heb erover geschreven in De Ogen van Solohet is begonnen als een zoektocht naar mijn eigen onbekende grootmoeder. Het is nieuwsgierigheid die dan een belangrijke drijfveer vormt: wie was zij? En hoe kon dat allemaal in hemelsnaam gebeu ren dat een inheemse vrouw in die koloniale samenleving zonder pardon werd weggestuurd en haar kind, mijn vader, moest achterlaten? Maar elke vraag riep weer andere vragen op. Het werd op een gegeven moment mijn grote wens om een goed beeld te krijgen van het concubinaat van de Europese man en de inheemse vrouw in Nederlands-lndië; een goed beeld van een wereld die niet eens zo heel ver weg in de geschiedenis ligt, maar altijd opvallend schimmig is geble ven. Waarover lange tijd een groot taboe is blijven hangen. Misschien is het wel een van de laatste koloniale taboes. Dat velen lange tijd over het concubinaat en de inheemse voormoeder in de familie hebben gezwegen heeft natuurlijk alles te maken met de koloniale mores: de normen en waarden van de Nederlands-Indische samenleving destijds. Dat is nu natuurlijk helemaal anders. Wij, althans velen van ons, kunnen daar nu afstand van nemen. We kunnen de zaken in het perspectief van die tijd zien en velen van ons zijn zich bewust van het belang van deze vrouw en haar geschiedenis voor de Indische gemeenschap. Gelukkig maar, want nu leeft de generatie nog die haar heeft meegemaakt. Als we nog langer zouden wachten, dan is er niemand meerdie zich de stammoeder van de Indo herinnert.' Baay heeft voor zijn boek over de geschiedenis van de njai niet alleen geput uit historische bron nen, maar ook uit de koloniale literatuur. Hoe zit dat? Dat ik gebruik heb gemaakt van de koloniale literatuur om de geschiedenis van de njai te reconstrueren heeft te maken met het feit dat deze literatuur een belangrijke bron van infor matie is over onze oermoeder, zeker als het gaat om de beeldvorming: hoe werd zij destijds gezien? Hoe werd er in de koloniale samenleving over haar gedacht? Daarnaast bestaat er helaas niet zoveel geschreven materiaal over de inheemse vrouwen die de partners waren van de Europese mannen in Nederlands-Indië. Het is tekenend voor de plaats 54 Moesson #11 mei(1).indd 54 22-04-2008 10:38:09

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2008 | | pagina 54