Misschien heeft het te maken met het feit dat ik met mijn
onderzoek rechtstreeks binnendrong in hun familie en hun
familierelaties, maar met alle mensen had ik al vanaf het eerste
moment een heel bijzonder, open en onvoorwaardelijk contact;
alsof ik al jaren tot hun familie behoor. 'U blijft toch wel eten,
hè?' was vaak de eerste vraag als ik opbelde om een afspraak te
maken voor een interview en om de foto's te bekijken. Dat gevoel van
bijzonder welkom te zijn, werd alleen maar bevestigd als ik op bezoek
kwam. Met velen onderhoud ik dan ook nog steeds, met name via de
mail, nauw contact. En dat koester ik. Je zou kunnen zeggen dat 'mijn'
Indische familie door de zoektocht naar de njai danig is uitgebreid.
En dat is me heel veel waard. Maar wat minstens zo belangrijk is: de
moeite die de mensen hebben genomen om voor mij hun voormoeder
zichtbaar te maken heeft er in geresulteerd dat de Indische oermoeder
niet alleen een persoonlijk gezicht krijgt in mijn boek, maar dat zij ook
- nog meer zichtbaar - een plaats krijgt op een tentoonstelling die aan
haar wordt gewijd op de 50e Pasar Malam Besar in Den Haag. Wat dat
betreft is het vooral ook hun verdienste dat de njai, onze oermoeder, in
de vorm van een boek én een tentoonstelling eindelijk de plaats én de
aandacht krijgt die ze verdient en die haar zo lang is ontzegd.'
die ze altijd toebedeeld hebben
gekregen: in de marge.
Je maakt ook gebruik van persoonlij
ke levensgeschiedenissen van Indische
voormoeders en van fotomateriaal. Hoe
belangrijk is dat?
Ik wilde hetgeen ik te weten ben gekomen
uit allerlei geschreven bronnen spiegelen aan de
(toenmalige) werkelijkheid: worden feiten en beelden bevestigd of
juist niet? Tegelijkertijd was ik daarmee in staat een belangrijk stuk
persoonlijke Indische geschiedenis vast te leggen en kon ik de njai
tegen de achtergrond van haar algemene geschiedenis een gezicht
geven. Hiervoor heb ik contact gezocht met Indische mensen die niet
alleen over voldoende informatie beschikten wat betreft het leven
van hun inheemse voormoeder, maar ook over fotomateriaal van haar.
In Moesson van november 2006 heb ik onder andere bij een artikel
een oproep geplaatst. En dat heeft geresulteerd in een groot aantal
reacties. Dat gaf aan hoe belangrijk vele Indische mensen het vinden
om onze 'oermoeder' eindelijk de aandacht te geven die ze nooit heeft
gekregen. En ik moet zeggen, het contact en de gesprekken die ik met
de mensen heb gehad vormen één van de meest bijzondere en meest
hartverwarmende ervaringen van mijn zoektocht.
mei 2008 55
Moesson #11 mei(1).indd 55