Johannes viel als een blok voor de schoonheid van Java MIJN kind aAt door DE HAND en voelde zich direct thuis in Magelang eens encees komt ClJ 1 u CELEIDEN eer aan oe gebruiken. Ook had hij veel gehoord over in de steek gelaten kinde ren die door Nederlandse soldaten bij Indonesische vrouwen waren verwekt. Zwak hart De reis naar deze garnizoensstad in Midden-Java voert langs adembe nemende vergezichten, in nevel gehulde vulkanen en bergen, sawa's en palmbomen. Een busreis is het goedkoopst, maar niet besteed aan mensen met een zwak hart. Sommige chauffeurs lijken andere weg gebruikers wel te willen raken. Voor zover het verschil maakt, kun je beter achterin zitten, mocht het fout gaan. Buiten is het een storm van beelden en een kakofonie van toeters, roepende verkopers en ronkende motoren. Fascinerend zijn ook de Javanen zelf. Op hun gelaatstrekken valt geen enkele emotie te bespeuren, totdat je contact met ze maakt. Dan verdwijnt het masker direct, verschijnt een jeugdige fonkeling in hun ogen en de nog even gesloten mond transformeert in de meeste ontwapenende glimlach die je ooit hebt gezien. Ook beschikken ze over de vaardigheid om in een schier onmogelijke houding in slaap te vallen om zo hun reis in te korten. Bijna frontale botsingen of suïcidale inhaalmanoeuvres van onze chauffeur verstoren hen niet in hun slaap. Ver van Magelang ligt het kleine plaatsje Kalibaru, dat vooral bekend is vanwege de oude koffie-, cacao- en rubberplantages. Hier spreek ik met Roel Scholtmeijer uit Den Helder.'Bedoel je Pa, Pa van der Steur?', vraagt hij. Even is hij zicht baar verrast, maar daarna zegt hij: 'Ik ben zelf een Steurtje.' Roel vertelt hoe hij in 1945 als zevenjarig jongetje terecht kwam in het weeshuis van de stichting Pa van der Steur in Batavia. Roel werd daar opgenomen, nadat hij enige tijd had rondgezworven in een kampong van de hoofdstad.'Ze wisten niet zeker of ik een Nederlandse vader had of niet, maar indertijd gold de regel dat iedereen weeshuis dat hij een Nederlandse vader had en zonder pardon werd hij naar Nederland gestuurd. Over zijn vader vertelt Roel niets, behalve dat de hereniging niet lang heeft geduurd, want korte tijd daarna overleed deze. Een halve eeuw is verstreken, maar de naam Pa van der Steur lijkt volledig verankerd in de herinne ringen van Roel. Zou dit bij alle oud-Steurtjes zo zijn? Waarschijnlijk wel. Voor velen was hij een echte vader, streng maar rechtvaardig, op het onmenselijke af, een soort heilige. Met gedoneerd geld uit het moederland deed hij iets goeds op Java, zonder er zelf ook maar iets voor terug te vragen. Dit was Nederland het Indonesische volk verschuldigd, was zijn rotsvaste overtuiging. werd opgenomen. Als er weer een baby in een sloot bij het tehuis lag, dan wist men genoeg.' Roel verbleef er tien jaar en omschrijft zijn tijd er als één van duidelijke regels en vechten voor je plek. Met Pa zelf heeft Roel tot zijn grote spijt nooit kennisgemaakt. Johan nes overleed vlak na de Japanse bezetting in Magelang. 'Pa was een bij zonder mens en ik ben er trots op een Steurtje te zijn', zegt hij. Samen met zijn vrouw Annie is hij al vaak teruggekeerd naar Indonesië, het land waar hij tot zijn zeventiende woonde. In 1955 ontdekte ze in het 22 moesson Kinderloos Ik heb afgesproken met de heer Pudjo. Ik hoor zwak geschuifel achter de deur en door het matglas zie ik een kleine gestalte naar de deur komen. De deur gaat langzaam open en onthult de identiteit van de kleine figuur. Vanuit de deuropening word ik afwachtend aangestaard door een oude man met grijs haar dat netjes achterover is gekamd. 'Mister Pudjo Muljono?' vraag ik, waarop de oude man knikt en iets zegt dat ik niet versta. Opgelucht schud ik zijn hand en stap ik naar binnen. Mijn gastheer verdwijnt direct in een ander kamertje. Als hij weer verschijnt, heeft hij een wit vel papier in zijn hand dat hij voor mij op tafel legt. Ik vouw het vel open en kijk naar de inhoud van wat een machtigingsbrief blijkt te zijn, geschreven in drie talen, Engels, Nederlands en Indonesisch. Lachend lees ik wat al lang duidelijk was,

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2008 | | pagina 22