elke morgen sjouwt een jongen bundels lange stelen naar de boom onder mijn Bmm oren in zachtgroene knop sedap malam - nachtgeur loom deinend op zijn schouders oude beelden rollen uit hun slaap^^h twee kussens zieikjangen rond deguling sdonZen worst om je vogel in de tropen koel te houden dutchwife zeiden we thuis onder de boom snijdt de jongen emmers vol sedap malam op maat steel voor steel elke middag raapt een vrouw de afgevallen knoppen handenvol sedap malam half open in de warmte van haar schoot 's avonds bloeit wit en hard een nachtgeur op mijn guling koel koel rij ik door de nacht Samengesteld door Bert Paasman en Peter van Zonneveld Pas op zijn vijftigste jaar bezocht Adriaan van Dis (geboren te Bergen in 1946) het 'land van horen zeggen', Indonesië. Hij gaf colleges op de Seksi Belanda van de Universitas Indonesia, gaf ook elders lezingen en zocht de voetsporen van zijn ouders en halfzusjes - in het bijzonder die van zijn vader. In het 'land van zijn ouders' schreef hij een aantal gedichten die hij in 1997 uitgaf met collages van Harold Vlugt, onder de titel van Totok. Naderhand vulde hij de bundel aan met zes nieuwe gedichten, opnieuw met collages van Harold Vlugt. De nieuwe bundel verscheen onder de titel TotokII (Haarlem: 99 Uitgevers, 2008). Het gekozen gedicht gaat over de goeling, door de Engelsen in de tijd van Raffles, die spotten dat de Nederlanders in Indië niet met een vrouw maar met een rolkussen sliepen, 'dutch wife' genoemd Iedere Indischman of Indiëganger kent dit bed-accessoire evenals de bloem van de nacht, de sterk geurende sedap malam. Het gedicht heeft een speelse, erotische lading. Adriaan van Dis 24 Moesson Moesson #4 Oktober.indd 24

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2008 | | pagina 24