haar verhalen aan hem
heeft onthouden,
terugvertellen'
'Vroeger heeft ze
verteld en omdat hij alles
kan hij de verhalen nu aan zijn moeder
de Eerste Wereldoorlog. Het gezin vergezelde
Emile die rechten studeerde. Het moet thuis
hecht en warm geweest zijn. Nadien gingen
ze terug. Wonen en werken in Buitenzorg,
waar Lien opgroeide tot jonge vrouw. Ze
ging graag dansen in de soos en ze hield van
pianospelen. Ondanks haar talent hiervoor,
mocht ze niet naar het conservatorium. Toen
werd ze lerares, eerst bij de Ursulinen en later
op de herstelscholen. In een van die klassen
zat John, een Indische jongen die haar wat
deed. Hij was arm, mager en ze had kassian
met hem. Tijdens de oorlog was ze relatief
veilig, maar niet in de Bersiaptijd. Het huis
leeggeroofd, maar zelf bleef ze gelukkig in
leven. Ze nam John in huis en gaf hem brood
en bijles. Aan zijn moeder beloofde ze dat ze
voor dit kind idealen zou hebben, ze zou iets
van hem maken. Ze hield woord.
In 1951 voeren Lien en haar pleegkind op de
Willem Ruys naar Nederland. Hij wilde kunst
schilder worden, maar dat had ze liever niet.
Nederland zat midden in de wederopbouw,
er waren andere mensen nodig. Dus ging
John de techniek in en zoals Lien het had
voorzien, liep het. Hij had een mooie carrière.
Samen maakten ze veel reizen; ze hebben
half Europa gezien. Lien gaf in Amsterdam
een aantal jaren les op een middelbare
school en toen ging ze met pensioen. Ze
heeft lang piano gespeeld, tot het lichaam
niet meer wilde. Te oud.
Vechtersbaasjongen
Zo blijkt dat het levensverhaal van mevrouw
Rijckmans en John door elkaar lopen. John
was 17 jaar toen hij min of meer geadopteerd
werd en sindsdien zijn ze samen geweest.
Zo'n 63 jaar lang dus. Getrouwd is John nooit,
evenmin als zijn pleegmoeder. Naast haar
lijkt hij een kind, ondanks zijn respectabele
leeftijd. John lacht: 'Ja, dat weet ik. In mij is
nog altijd de vechtersbaasjongen van vroe
ger. Vechten is boksen. Mijn vader trainde
mij, hij leerde me met gewichten te werken
en te sparren.' Wat zachter: 'We hadden zo'n
goede band, ik mis hem elke dag.' Zijn vader
overleed in 1944, door dwangarbeid aan de
Pakanbaroe-spoorweg.
Hij vervolgt: 'Mijn biologische moeder is
Soendanees. We waren erg arm in de oorlog,
ze moest alles verkopen: beddengoed, ringen,
maar gelukkig niet haar trouwring. Moeder
is een paar maanden later ook naar Neder
land gekomen en hier is ze gestorven. Ze
heeft me in het begin geholpen met mijn
studie, net als mijn pleegmoeder. Zo kwam ik
door de Hogere Technische School (HTS). Uit
eindelijk ben ik hoofdconstructeur geweest
bij machinefabriek Werkspoor Stork.' John
kijkt naar zijn schilderijen en denkt hardop:
'Moeder zag het goed. Als ik kunstschilder
was geworden, had ik armoede gekend.'
Tegen mij zegt hij: 'Over de oorlog droom ik
nooit. We leven tenslotte hier en we hebben
geboft, als je bedenkt hoe berooid we aan
kwamen. Toen we hier kwamen wonen, heeft
de parochiepriester me gevraagd zieke en
eenzame mensen te bezoeken. Dat deed ik. Ik
ben ook acoliet geworden, dat ben ik tot op
de dag van vandaag. Als oudste misdienaar
begeleid je dan de jongeren, en dat vraagt
veel aandacht.'
Vertrouwen
Johns dagen zijn gevuld. Hij schildert, zet zich
in voor de kerk en zorgt voor zijn pleeg
moeder. Dat ook hij kwetsbaar is, weet hij:
'Vorig jaar ben ik gestopt met motorrijden.
Het risico was te groot. Als er iets met mij
gebeurt, zit ze morgen in een tehuis. Dat wil
ik niet.' Soms piekert hij: 'Als ze maar niet
valt. Ik kan haar moeilijk optillen. We hebben
tegenwoordig een lift in huis, zo kan ze zelf
naar boven.' Verbaast dat ik ernaar vraag:
'Wie haar haar opsteekt? Ik natuurlijk. Ja,
elke ochtend.'
Behoedzaam informeer ik waarom John zelf
niet getrouwd is. Eerst grapt hij: 'Ik ben ge
trouwd met de schildersezel.' Later legt hij de
situatie rustig uit: 'Door de oorlog kan ik niet
meer goed mijn vertrouwen geven aan een
vrouw. Ik heb toen te veel gezien wat er mis
kan gaan in een huwelijk. Hoe vrouwen kun
nen zijn. Later in Holland zag ik de Hollandse
meisjes, maar je staat toch anders tegenover
een blanke vrouw. Als ik nu iemand zou ont
moeten... het hangt er natuurlijk van af hoe
zij tegenover mijn levenswijze als mantelzor-
ger staat.'
'Hoe laat is het?', vraagt mevrouw Rijckmans
dwars door het gesprek. 'Gaan we zo eten?'
John zegt het. Ze praten door elkaar heen,
ik kan het niet volgen, maar dat ze elkaar
feilloos begrijpen is duidelijk. Tegen mij zegt
mevrouw: 'Ik eet weinig. De honger is op
mijn leeftijd verdwenen. Dat is voorbij. Ik
drink goed koffie en thee, ik slaap goed. Wat
zeuren ze toch over het eten.'
John: 'Als ik weer 40 jaar kon zijn, zou ik bio
loog worden op een onderneming in Indië.
Weet u, als er geen oorlog was geweest, dan
was alles zo anders gegaan. Dan had ik mijn
plicht gedaan tegenover de familie en een
gezin gehad met zonen. Nu sterft deze tak
Jonxis met mij uit. Maar ik aanvaard het.
Soedah, het is voorbij.'
oktober 2008 45
Moesson #4 Oktober.indd 45 7©+ 23-09-2008 15:37:57