'De moderniteit, of anders gezegd: de moderne tijd duwde de laatste restanten van dat gedroomd paradijs naar de vuilnisemmer' Nu moet u weten dat die gang naast de keuken lag, waar elke dag door mijn moeder werd gekookt, dus in de jaren zestig waren de tokeh en de klapperboom, de witte olifant en oom Kees en alle andere snuisterijen, kartonnen planten en papieren vogels, stroperig bruin geworden door de olie die bij ons thuis niet echt regelmatig ververst werd, want altijd vrolijk bleef wal men, want er kon altijd hongerige familie langskomen. Als kind vond ik dat niet erg, maar als puber werd ik er gek van. Vooral als ik - jaren zeventig, ik ben zestien - een flinke joint had gerookt en dan dat lawaaiige huis binnenkwam, waar twee mensen of in oor- logsrust tegenover elkaar zaten, of juist het geheimzinnige spel 'Wie heeft er in het Jappenkamp meer meegemaakt, jij of ik' speelden. Indië-wrevel. Indië - een gevoel dat als een wurgband om mijn hals zat. Indië - een gevoel ook dat niemand begreep, waarschijnlijk ook niet bestond, maar ik moest het van mijn ouders, vooral mijn vader, wèl voelen. 'Weet je hoe wij in Indië aangeven hoe groot iets is?' 'Ja, pap, dat weet ik.' 'Dat doen we zo, dan legden we onze hand op onze arm.' 'Ja, dat weet ik, pap.' 'En heel klein stukje, bijvoorbeeld een klein stukje van iets, kip of zo, om in de pan te doen, weet je hoe we dat aangeven?' 'Ja, pap dat weet ik.' 'Zo! Met je ringvinger en je duim tegen je pink... Zo- Doe eens na.' 'Nee, pap, ik weet het.' De Indië-wrevel 'overkwam' mij en niet zelden opende ik de kooi om het Indië-monster even uit te laten. Ik voerde dan mijn eigen oorlog tegen Indië, bijvoorbeeld door het kleine beetje Maleis dat ik kende, expres hele maal verkeerd uit te spreken. 'Pap. Die boote tjeebols is leeg.' 'Wat zeg je?' 'Die boot tjebols op de plee.' 'Botol tjebok.' 'Ja, die fles die onder de pis zit ja.' De pubertijd - de tijd dat je leert wat schaamte is. Mijn vader ging niet in bad, maar ging moedwillig 'baden' en noemde dat bij voorkeur 'mandiën'. Hij wist dat hij mij, door dat woord te gebruiken, tot razernij kon brengen. 'Kom, ik ga lekker mandiën', zei mijn vader bijvoorbeeld. 'Je gaat in het bad, pap.' 'Ik ga baden, mandiën. Heerlijk fris. Met koud water.' 'Water over je heen gooien, achterlijke gewoonte uit een achterlijke tijd, vooral met dat stomme eierpannetje', zei ik dan, 'gewoontes van onbeschaafde mensen.' We kregen dan ruzie die altijd eindigde met de verwensing van mijn vader: 'Ik wou dat jij dat jij het Jappenkamp had meegemaakt.' Waarop ik natuurlijk antwoordde: 'Dat maak ik hier al elke dag mee, al zeventien jaar.' Tja, die Indië romantiek - ik haatte die diep. Indiëwrevel - alles, elk gevoel, elk gedrag dat je vertoonde, werd door mijn ouders op Indië of je Indisch-zijn teruggevoerd. Speelde ik gitaar, dan zei mijn vader: 'Elke Indo speelt gitaar.' Zei ik dat ik Gerard Reve een goede schrijver vond, dan hoorde ik: 'Moet je Tjalie Robinson eens lezen.' Zei ik later, dat ik in Het Parool schreef, zei mijn vader: 'Ah, daar schrijft Boon ook in. Hij is beter dan Carmiggelt.' Ik begreep toen niet dat al die vreselijke snuisterijen die wij hadden, al die foto's, al die barang, al die kitsch de tragische restanten waren van dat, het is vaak gezegd, verloren paradijs, dat nooit had bestaan en in feite vervolmaakt werd door die stroperige bruine kleur van die walmende olie; het patina der vergetelheid. De moderniteit, of anders gezegd: de moderne tijd duwde de laatste restanten van dat gedroomd paradijs naar de vuilnisemmer. In de keuken kwam een vrieskist en een magnetron, de gamellen verdwenen. Sambals werden gekocht en niet meer zelf gemaakt. We kregen bitterkoekjes pudding en soft ice in plaats van roti koekoes, stroop soesoe en koude witte rijst met goela djawa. De hoofdmaaltijd werd patat, want dat vonden de kinderen het lekkerst. En dat was waar. De kamer kreeg een modern bankstel uit de winkel van Premsela. Er werden Tomado-rekjes opgehangen. Tweedehands Gispen-lampen verlichtten het huis. Een pick-up werd geïnstalleerd. Nina Bobo werd verruild voor Edith Piaf. De Beatles en de Stones werden gedraaid. Er kwam een televisie in huis. O schrik toen zag ik, ergens in de jaren zestig, een reportage over Soekarno en het Indonesisch parlement, en ik herkende wel zestig mannen die op mijn vader leken. Dat moest wel familie van mij zijn. november 2008 31 Moesson #5 November.indd 31 29-10-2008 11:51:29

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2008 | | pagina 31