Het hoge Indonesië-gehalte hebben we
hoofdzakelijk te danken aan de Javanen,
die hier alweer 118 jaar aanwezig zijn. Maar
de afgelopen eeuw zijn er ook andere
migranten uit datzelfde land in Suriname
neergestreken. Weliswaar niet in zulke grote
getalen en daardoor minder goed zichtbaar.
Maar de Indische Nederlanders hebben een
duidelijke bijdrage geleverd aan de Suri
naamse samenleving.
Hans Berkhuizen
Neem Johannes 'Hans' Nicolaas Berkhuizen.
Hans is maintenance planner bij Staatsolie
in Saramacca [een district ten westen van
Paramariobo, red.] en runt tegelijkertijd in
Commewijne [een district ten oosten van
de stad, red.] het tehuis Koesikwarano voor
inheemse (indiaanse) kinderen. Zijn ouders
hebben bijna veertig jaar geleden Koesikwa
rano opgezet. Zijn Hollandse vader Han en
zijn Indische moeder Nieke uit Banjoewangi,
leerden elkaar kennen in Nieuw-Guinea,
waar Hans in 1957 is geboren. Twee jaar later
vertrok het gezin naar Nederland, waar het
werd opgevangen bij opa en oma Berkhui
zen. Hans: 'Mijn vader komt uit een eenvou
dig arbeidersgezin in Voorschoten. Mijn opa
en oma vonden het maar niks dat hij als
uitgezonden onderwijzer naar Indië ging.
Vóór onze komst hadden ze nog nooit bruine
mensen gezien. Maar ze hebben ons later
volledig geaccepteerd.' Desondanks kreeg
Hans' moeder erg heimwee naar de tropen.
'Ze kon niet tegen de kou, tegen het binnen
zijn.' Zijn vader solliciteerde daarom weer
naar onderwijsfuncties op Nieuw-Guinea en
in Indonesië. Maar uiteindelijk werd het Su
riname waar ze in 1966 aan de slag konden
in een Javaans kindertehuis op Leliëndaal,
Commewijne.
Hans: 'In Suriname had iedere bevolkings
groep een eigen kindertehuis. Alleen de
inheemsen konden nergens terecht. Zo kre
gen mijn ouders een roeping om in de oude
plantagewoning van Lust en Rust dit tehuis
op te zetten.'
Vanuit zijn opvoeding heeft hij geleerd om
racisme en discriminatie te relativeren. 'Mijn
ouders hebben zich altijd ingezet voor de
minderbedeelden. Dan doet discriminatie je
ook minder. Hier noemen ze je witte of bakra,
terwijl je in Nederland een bruine of zwarte
bent. Maar vaak is de persoon die discrimi
neert degene met een probleem.' Ook relati
veert hij het Indisch bewustzijn. Hij kent z'n
roots en voelt zich er sterk mee verbonden.
Maar heel nuchter zegt hij: 'Laten we het niet
als een geloof gaan zien.'
Hans vertelt over de jaren zestig toen er veel
Indische mensen naar Suriname trokken.
Destijds stond hij er niet bij stil. En dat er nog
meer Indo's uit zijn geboorteplaats waren,
kon hij totaal niet vermoeden. Totdat hij op
de middelbare school Hannes Holtkamp
ontmoette. 'We waren klasgenoten en hij
ging de klas rond om ieders naam, geboor
teplaats en -datum op te schrijven. "Kijk,
ik heet Hannes Holtkamp, ben geboren in
Manokwari, Nieuw-Guinea..." deed 'ie voor. Ik
dacht dat hij me voor de gek zat te houden
met z'n Manokwari. Maar hoe wist hij dat ik
daar vandaan kwam?' De twee werden dikke
vrienden, broers eigenlijk, want al gauw was
Hans kind aan huis bij de familie Holtkamp,
waar hij min of meer opgroeide. Later
trouwde hij de vier jaar oudere zus, met wie
hij inmiddels niet meer samen is.
Hans heeft moeilijke tijden gekend, maar
zijn geloof heeft hem er doorheen geloodst.
In zijn zwaarste jaren wilde hij weg. Ver weg
van Commewijne, waar iedereen hem kende:
'Dat krijg je als je ouders een kindertehuis
runnen.' Hij verkoos een leven in anonimi
teit en zat ondergedoken in een kampong,
diep in Saramacca. Zijn tweede vrouw, de
Javaanse Agnes die hij in die tijd leerde
kennen, deelt dat christelijke geloof. 'Terwijl
november 2008 41
TEKST FOTOGRAFIE EDWIN LINDERS
Moesson #5 November.indd 41
29-10-2008 12:06:07