Een abonnement nemen op de krant van zulk een boeaja was niet minder dan zich toegang verschaffen tot een riool' Terugkeer van DD na zijn verbanning naar Nederland, aan boord van de Rumphius. Foto uit: The Lion and the gadfly van Paul van der Veur. Mormel, een gehaaide Indische die getrouwd is met de veel oudere en immens vervelende Dolf Sokkenslijter. Via allerlei onwaarschijn lijke manoeuvres, aan het eind waarvan Prins zich ontdoet van zijn vrouw en Meta van haar man, de een via een echtscheiding, de ander met vergif, vallen de twee elkaar in de armen. 'Hier ben ik Percy, mijn lief...', het zijn de laatste woorden van de roman. Interessant is dat Douwes Dekker, dagelijks geconfronteerd met het hem bevuilende feuilleton in de Preanger-Bode, door mid del van een paar inlassen probeert in zijn eigen verhaal wat tegengas te geven. Zo introduceert hij de 'Bandoeng Bode' met als hoofdredacteur Sufferd die hij neerzet als een lafaard. Wanneer een zeker personage Sufferd beschuldigt van 'smeerlapperij', lezen we onder meer: 'Hij pakte in zijn verslagen heid zijn pennehouder aan het verkeerde eind vast, besmeurde zijn vingers en wreef ze weer schoon achter aan zijn hoofd, waardoor zijn gele vlasharen ietwat van kleur veranderden.' 'Meta Mormel' van Calypso: een schotschrift Het zijn flauwiteiten als we ze vergelijken met wat Stufkens te berde brengt over Klaydecke von Ruhre, alias Douwes Dekker. Ook hier hebben we te doen met een literair misbaksel. Het handelt over een viertal Europese zaken lui die gebruik maken van de diensten van de journalist Klaydecke. Deze is echter slechts uit op eigen voordeel. Ten slotte is het Meta Mormel, zuster van een van de ondernemers, die Klaydeckes intenties doorziet en hem ontmaskert als een 'kampong-gladakker', als een 'zwarte pest' voor zijn omgeving. Stufkens 'Meta Mormel' is doortrokken van een dodelijke haat. Wat hem voor ogen stond, was het Bandoengse publiek voor te houden dat de aan het brein van zulk een verwerpelijk sujet ontsproten gedachten en ideeën thuis hoorden op de vuilnisbelt. Een abonnement te nemen op de krant van zulk een boeaja was niet minder dan een zich onbewust toegang verschaffen tot een riool. Ik geef hier een tweetal passages. Meer is niet nodig, omdat het méér van hetzelfde is. Klaydecke loopt met het plan rond een van de zakenlui, Ver beek, een loer te draaien, en dan lezen we: Zó spookte het onmiddellijk in Klaydecke's zwarte ziel, die niet de ziel van een Westerling was, erfelijk belast met wat eeuw na eeuw het Westen aan beschaving, aan cultuur had opgetast, maar die de lage, wraakzuchtige ziel was van een naar zijn dierlijke instincten zich uitlevend ras, kokend en ziedend van ongebreidelde hartstochtenZijn denken bij 't plan om nu Verbeek ook maar ineens te nekken, was allang verdrongen door zijn gluipende inlanders-instincten die intuïtief, tot verbazing van elk die hun uitwerking gadesloeg, het laagste en gemeenste uit de duisterste krochten van zijn gedepraveerde [ontaarde] wezen te voorschijn brachten. 'Hij was niet immoreel, maar a-moreel', lezen we ergens anders, vervuld van een 'giftigde kwaadaardigheid'. In zijn zogenaamde opko men voor de Indo bijvoorbeeld: Met de mond en de pen arbeidde hij naar de uiterlijke schijn voor de Indo, doch zijn arbei den was geen bouwen, maar stoken. In hem was geen positieve kracht, alleen negatieve als in elk gedesequilibreerd [uit evenwicht gebracht] mens. Hij streed zogenaamd voor zijn rasgenoten, maar in waarheid strooide hij hun zand in de ogen, exploiteerde hij hen en hun onwetendheid om zelf te trachten naar voren te komen. Reacties in Bandoeng De twee feuilletons 'Meta Mormel' werden 28 Moesson in de maanden dat ze verschenen druk besproken in de relatief kleine Europese gemeenschap van Bandoeng. Vooral dat van Stufkens. Het kreeg bijval, natuurlijk, maar ook scherpe afkeuring. Zoals van een tiental Bandoengse notabelen die in een brief aan de redactie van de Preanger-Bode hun verontwaardiging uitten over de 'laffe wijze' waarop afbreuk werd gedaan aan de goede naam van Douwes Dekker. Maar Stufkens ontkende in zijn krant iemand in zijn feuil leton op het oog te hebben gehad: De Preangerbode beroept zich op elk harer lezers, dus op heel Bandoeng in de eerste plaats, dat door haar steeds de goede toon is bewaard en verzekert dat zij die zal blijven be waren, ondanks de pogingen om het redactie werk in een verkeerd licht te stellen. Het was een glasharde en vooral ook op zichtige leugen. Stufkens was inderdaad een lafaard. Niet alleen het publiek in Bandoeng, maar ook de Indische kranten hielden zich bezig met de perkara. Onder anderen M. Weber, hoofdredacteur van het Soerabaiasch Nieuwsblad. Hij kwam tot een interessante uitspraak: 'Een nieuwe methode is door de Bandoengse journalisten uitgevonden om elkaar uit te schelden. Niet rechtstreeks in berichten of artikelen, maar indirect in feuilletons.' Weber had gelijk. Het kranten lezend publiek maakte kennis met een in de Indische journalistiek volstrekt uniek - zich ook in later tijd niet meer voordoend - feno meen: een door middel van romanfeuilletons uitgevochten vete tussen twee elkaar intens hatende journalisten. O Wat stond er in 1962 in The American Tong Tong over DD? Zoek het op in onze jaargangen! www.moesson.com Moesson #7 Januari.indd 28 17-12-2008 17:19:57

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2009 | | pagina 28