indonesië Dichterschap, priesterschap Aan de festivalorganisatie had ik geschreven dat ik een mambo was, en men had direct een sessie georganiseerd voor 'Nuns, Priests and Priestesses', waarbij ik in discussie zou gaan met onder meer een zwarte Amerikaanse van Nigeriaanse afkomst die gewijd was als Thaise non. Voor het eerst was ik als dichter èn als vodoupriesteres op een literair festival. In literair Nederland was dat nog niet voorgeko men, daar reageerde men sceptisch op mijn religieuze overtuigingen. Dichterschap is iets van 24 uur per dag, maar priesterschap ook. Voor mij hoort het bij elkaar: de taal is voor mij even speels en heilig als de dans van de geestwezens. Daarom besloot ik op het laatste moment om mijn asson mee te nemen naar Bali. Of ik die nodig zou hebben, wist ik niet. Een asson dient om de loa, of geestwezens, op te roepen. Het is een breekbaar gewijd instrument, een kalebas met een kralen- net eromheen, en een altaarbelletje aan het handvat. Tri Hita Karana 'Tri Hita Karana' was het thema van het festival. Het is een concept in het Balinese hindoeïsme. De kosmos begrepen als een eenheid van drie werelden, God-Mens-Natuur. Niet statisch, maar in beweging: de relatie van de mens tot God, van de mens tot de ander, en van de mens tot zijn of haar omgeving. Vrede en geluk zijn het gevolg als men deze relaties onderhoudt en als alles in evenwicht is. Om dat voor elkaar te krijgen, moeten de relaties dagelijks hernieuwd wor den. Dat zag ik gebeuren in de festivalstad, Ubud. De eerste dag op Bali besloot ik te gaan wandelen, om mijn jetlag kwijt te raken. Ik zag onderweg een vrouw naar buiten komen, met iets van bloemen en wierook. Ze zette het aan de stoeprand, bad erbij en verdween naar binnen. Een huis verderop deed een tweede vrouw net zoiets, en bij het volgende huis weer. En nu zag ik het bij vrijwel elk huis en elke winkel. De gebaren die de ze maakten, kwamen me bekend voor. Dat zou ik in vodou ook zo doen. Ik besloot een vrouw te volgen en ernaar te vragen. Kijk, daar liep iemand voor me uit met een dienblad, waar bloemen op lagen in bakjes van kokosblad, met een glas water erbij en bran dende wierook. Toen ze stil stond, stond ik ook stil. Ze keek naar me uit haar ooghoek en wees dat ik een foto mocht nemen. Maar dat was mijn bedoeling niet. Ik wilde in gesprek komen over het ritueel, dat ik nu al een aantal vrouwen op steeds dezelfde manier had zien uitvoeren. Ze wenkte me, en nam me mee naar binnen door een klein poortje. Er was een binnenplaatsje met een beeld van Ganesh, die ook zo'n mooi cadeautje kreeg. Vervolgens knielde ze bij een grote steen en zei me, dat eronder de nageboorte van haar kind begraven lag. Om de kwade demonen op afstand te houden, legde ze rijst in een bakje van blad neer; om de goede geesten op die plek te laten komen, legde ze een bloemenbakje op de grond en besprenkelde het met water en met arak. Tussen de bloemenbakjes en de stoep kwam een los blaadje, of een paars klaverbloempje, zodat het bakje niet direct met de vieze grond in contact zou komen. De sterke drank zat in een plastic flesje dat er precies uitzag als een maggiflesje thuis. Het sprenkelen deed ze draaiend en in drieën, links, rechts, midden. 'Dat doen we in vodou ook zo,' zei ik, 'links-rechts-midden.' En ik liet zien hoe ik met mijn hele lichaam in die drie richtingen buig, als ik dat doe. 'Balance,' zei ze, glimlachend. 'Balance,' glimlachte ik terug. Evenwicht houden tussen de verschillende krachten van het universum. Dat evenwicht geldt de oneindige kosmos en ook gewoon de stoeprand van je huis. 'Wij gebruiken water en rum,' legde ik uit. 'En parfums en soms wierook, maar geen bloemen. Maar eten, ja, dat zouden we ook doen.' Die hele dag liep ik rond, uren en uren en overal knoopte ik gesprek ken aan met de vrouwen, die zo vanzelfsprekend de kosmos in evenwicht hielden met kleine geschenken en sierlijke gebaren. Later wenste ik dat ik alles uit m'n koffers kon gooien en die tot de rand vullen met deze koele, ivoorwitte bloesems, om er thuis de rest van m'n leven mijn hoofd in te kunnen begraven. Ik besefte dat ik nooit de woorden zou vinden om frangipani op te roepen. Mijn redding was simpel. Ik deed wat ik de Balinezen zag doen, vrouwen en mannen, ik stak een bloem achter m'n oor. De jongens van het hotel lachten verrukt en knikten, 'Beautiful! You Balinese girl!'. Soms koos ik een vuurrode hibiscus waarvan de meeldraden langs m'n oor zwierden. Elke morgen kregen de standbeeldjes, demonen en goden, in de prachtige tuin rondom het zwembad, die rode bloesems achter hun oren. Ik was ervan overtuigd dat ze ermee ronddansten, als ik even niet keek. 22 Moesson Moesson #8 Februari.indd 22 27-01-2009

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2009 | | pagina 22