De Grande Dame van de Indische keuken Volgens kenners is Anita Boerenkamp, meisjesnaam Brouwer, de Grande Dame van de Indische keuken: de vrouw die in 1998 als eerste en enige Indische restau rant een Michelin-ster in de wacht sleepte. 0 portret Anita Boerenkamp DOOR YVETTE KOPIJN FOTOGRAFIE ARMANDO ELLO Het is een mooie, koude winterochtend als we, middenin een villawijk in Hilversum aan de rand van het Spanderswoud, SIR- restaurant Spandershoeve ontwaren. Hoewel de naam van het restaurant anders doet vermoeden, ruiken we al bij binnenkomst dat we te maken hebben met een onvervalst Indisch restaurant. Hier hebben we afgesproken met Anita Boe renkamp, de eigenaresse van het restaurant. De restaurantmanager had speciaal nog even gebeld: of we via de keuken binnen wilden komen, want daar was ze meestal te vinden. En inderdaad, daar is de Grande Dame herself. Sober gekleed in een smet teloos witte koksjas, komt haar witgrijze haardos nog mooier uit. Anita wordt dit jaar tachtig, maar is nog steeds iedere ochtend in Spandershoeve te vinden: het restaurant dat zij vijfendertig jaar geleden begon, samen met haar echtgenoot Bob Boerenkamp. Ge zeten aan een warm glas thee, vertelt zij het verhaal van haar leven. Angst Anita Boerenkamp wordt op 25 april 1929 geboren in Depok: een dorp zo'n vijfender tig kilometer buiten Batavia, met een hele bijzondere geschiedenis, zo vertelt Anita: 'Mijn vader was een Hollander, maar mijn moeder was een echte Depokse. Ze was een telg uit de familie Jonathan: een van de twaalf slavenfamilies die generaties terug zijn vrijgemaakt door Cornelis Chastelein. Chastelein was een VOC koopman met Franse roots die in 1674 naar Indië vertrok. Daar verwierf hij een aantal landgoederen, waaronder landgoed Depok. Op Depok werkten slaven, maar Chastelein was tegen slavernij. Toen de kerkenraad van Batavia be paalde dat slavernij onder christenen in strijd was met de bijbel, zag hij zijn kans schoon. Hij liet de twaalf slavenfamilies die op Depok werkten, bekeren tot christenen. Zo heeft hij ze vrij kunnen maken. Bij zijn overlijden in 1714, heeft Chastelein alle grond nagelaten aan die twaalf families. Ook onze familie kreeg een stuk grond, dat generaties later nog steeds in ons bezit was. Mijn opa ver bouwde rijst, en mijn ooms en tantes hadden fruitbomen. Als kind had ik een heerlijk vrij leven in Depok, maar door de oorlog kwam daar een einde aan. Wij waren christenen, met alle voorrechten van dien. We hadden bijvoorbeeld onze eigen school, waar wij als kinderen naartoe mochten. En dat maakte de Indonesiërs toch wel jaloers. Tijdens de bersiap hebben we het flink moeten bezuren. Toen de Indonesische onafhankelijkheids strijders Depok binnenvielen, hebben ze alles kapotgeslagen en in brand gestoken. Mijn vader was een Hollander, dus moest hij dood. Ze wilden hem onthoofden, en wij kinderen stonden daarbij. Op het laatste moment kwam een Indonesiër tussen beide. Hij zei: "Nee, dat mogen jullie niet doen, deze man is altijd goed voor ons geweest." Dat heeft hem gered. De angst die ik op dat moment voelde, is niet te beschrijven. Het heeft mijn hele jeugd getekend.' Pinda pinda De oorlog en de bersiaptijd die daarop volgt, neemt in vrijwel alle levensverhalen van Ani ta's generatie een centrale plek in. De oorlog is het point of no return waarin het leven een onomkeerbare wending neemt. De oorlog verstoort niet alleen het 'vrije Indische leven', maar leidt veelal tot het definitieve vertrek uit Indië. Dat geldt ook voor de familie van Anita. Na het kamp Tjimahi en het bloed bad in Depok, zijn haar vader en haar broer uiteindelijk vastgezet in de gevangenis van Bogor. Na hun vrijlating zijn ze zo verzwakt dat het gezin naar Nederland wordt overge bracht om te herstellen. In Nederland breekt voor Anita een moeilijke periode aan: 'In februari 1946 kwamen we in Holland aan, in de natte sneeuw. Ik vond het droevig, heel droevig... en heel erg koud. De zus van mijn 42 Moesson Moesson #8 Februari.indd 42 27-01-2009

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2009 | | pagina 42