Handschoentje
Toen ik vertrok naar Insulinde,
ging 'k voor een vrouwenhater door.
Geen meisje, dat ik ooit beminde.
't Was of mijn hart voor hen bevroor.
Maar op de diepe, blauwe golven,
ginds tussen Aden en Ceylon,
heb ik mijn hart een graf gedolven.
O, dat 'k die tijd vergeten kon.
Refrein:
Was ik maar nooit gegaan
Over die oceaan.
Dan was mijn hart nog heel;
Geen liefdeleed mijn deel.
Zij was geen vrouw, zij was geen meisje.
'Handschoentje' noemde men die schat.
Ik zong met haar zo menig wijsje,
als zij aan de piano zat.
De man, die haar op Java wachtte,
kende zij slechts van zijn portret.
En ik, die naar haar liefde smachtte,
Werd voor zoeen opzij gezet.
Refrein
Wanneer de boot zo statig voortgleed
over het kabblend watervlak,
ik vaak een sinaas-appel doorsneed,
die 'k tussen hare lipjes stak.
Soms, al zij bij die zachte glijding
in 'n dekstoel aan mijn zijde lag,
dan dacht ik aan d' aanstaande scheiding,
waarna 'k zou zingen nacht en dag:
Refrein
Mijn onvergeet'lijk lief Handschoentje,
O, dat ik jou nog bij mij had!
Als ik nog denk aan 't eerste zoentje,
dat jij me gaf, toen 'k naast je zat;
je weet wel, in dat stille laantje,
ginds op Colombo, aan het strand,
onder het licht van Ceylon's maantje,
waar onze liefde is onbrand...
Refrein
In het gezicht van Priok's haven,
toen we elkaar op 't sloependek
nog haastig duizend zoentjes gaven,
werd 'k van verdriet haast stapelgek.
En toen de boot de walkant raakte,
je laatste groet mijn ziel doorsnee,
was 't of ik uit een droom ontwaakte
en nam die and're man je mee.
Refrein
Nu houdt een ander je in zijn armen,
een, die je nooit bekoren kan.
Mijn liefde slechts kan jou verwarmen.
Je hart is mijn. Ik ben je man.
Maar mocht je onze droom vergeten
en van die ander houden gaan,
ik bid je, laat het mij dan weten,
opdat ik zingen kan voortaan:
Refrein:
Was ik maar nooit gegaan
Over die oceaan,
Dan was mijn hart nog heel,
Geen liefdeleed mijn deel.
maart 2009 27
Moesson #9 Maart.indd 27 4®+ 24-02-2009 14:27:28
Samengesteld door Bert Paasman
en Peter van Zonneveld
Het handschoentje is een dankbaar ingredi
ent van de Indische literatuur. Er is bijna geen
roman over een zeereis naar Indië waarin zij
niet optreedt, met alle gevolgen van dien.
Zij was in het moederland bij volmacht
getrouwd met een vertegenwoordiger van
de bruidegom die zich in Indië bevond, en
vormde onderweg soms een gemakkelijke
prooi voor heren die belust waren op een
avontuur. Een enkele keer kwam daar een
drama uit voort. De veelzijdige boekhande
laar, schrijver en dichter Leo Lezer (1886-1962)
bezong het handschoentje in zijn 'Tropenrij-
men', opgenomen in zijn bundel Cantinever-
tellingen (1930). Het lijkt heel geschikt om
gezongen te worden.