interview Frans: 'Je liep heel mooi shows.' Linda: 'In de jaren tachtig was Kenzo ver nieuwend op de catwalk, van hem mocht je lopen zoals je wilde. Daarvóór liep je nog op klassieke wijze: halverwege jasje uit en een draaitje maken. Bij Kenzo was er ineens ruimte voor individualiteit. Modellen als Pat Cleveland en Jerry Hall maakten de prêt-a- porter shows wervelend. Ik heb zoveel gekke shows gedaan. Een show van Thierry Mugler waarin we allemaal aartsengelen verbeeld den en Pat Cleveland een zwangere moeder Maria was. Een keer moest ik een bruidsjurk showen met daaroverheen een aan elkaar geritst mannenpak. "Trek die halverwege maar uit", werd me gezegd en dan moest ik dat verder maar zelf uitzoeken. Tegenwoor dig zijn de shows veel braver. Ik heb nooit zoveel bij het lopen nagedacht. Ik was veel meer bezig met de techniek: hoe maak ik straks een draai op die enorme hakken?' Frans: 'Je had een natuurlijke élégan- ce, vond ik, door je Aziatische bloed.' Linda: 'Misschien wel. Mijn oma, herinner ik me, lette altijd op mijn houding: als kind moest ik met een rechte rug aan tafel zitten, bijvoorbeeld. Zoiets draagt natuurlijk bij aan een goede houding.' Frans: 'In de jaren tachtig waren don kere modellen not done. Men dacht dat glossy's met een zwart model op de cover niet zouden verkopen.' Linda: 'Ik heb nog modellenhandboeken uit die tijd waarin expliciet staat dat donkere ogen niet deugen: die zouden op de foto veranderen in krenten, en sproeten kon al helemaal niet! Maar de maatschappij was en is niet wit. In de loop van de jaren tachtig ontstond dan ook een markt voor exotische modellen: een model als Sayoko Yamaguchi met haar Japanse poppengezichtje werd een populaire verschijning. Ik kon op die ontwik keling meeliften. Ik was niet zwart, maar ook niet blank. In de supermarkt, weet ik nog, werd ik wel aangesproken door Surinaamse vrouwen die vertelden hoe blij ze waren dat er niet meer alleen blanke modellen beston den. Ze identificeerden zich met me.' Frans: 'Je hebt op de cover van de Amerikaanse Vogue gestaan, dat is voor een model toch het hoogst haalbare.' Linda: 'Nu meer dan ooit telt een covershoot. Ik vond het nooit leuk om te doen. Je moet uren stil staan en dan: o nee, toch een mil limeter naar rechts. Ik heb met de grootste fotografen gewerkt: Helmut Newton, Richard Avedon, Irving Penn. De allergrootste, Herb Ritts, wilde mij op de cover van de Ameri kaanse Vogue. De combinatie van fotografie én shows trok mij meer aan. Ik wilde bewe gen. Vaak wist ik niet eens waar de shoots voor waren. Dan kreeg ik een telefoontje: je hangt hier in India op een poster. Goh!, dacht ik dan. Maar ik ben een nuchter type: be roemd is wat andere mensen van je maken.' Frans: 'Je handelsmerk zijn je sproet jes en je lange haar.' Linda: 'Op de cover van de Amerikaanse Vogue werden mijn sproeten weggepoetst, op de co ver van de Engelse Vogue mochten ze blijven staan. Vroeger dacht ik dat mijn sproeten van de Hollandse kant kwamen, maar nu weet ik: ze zijn Indisch. Net als mijn moedervlekjes of koetils - ja, ik ken mijn Indische woorden, hoor! Het hoort bij mij, ze zijn mijn handels merk, net als mijn lange haar. Ik herinner me een show van Karl Lagerfeld voor Chloé. Alle modellen hadden een korte boblijn. Lagerfeld zei: "Je moet je haar afknippen." "Dat is goed", antwoordde ik, "als u ook uw staart afknipt." Hij moest lachen: "Oké jij wordt het enige model met lang haar." Hij heeft me meegeno men toen hij naar Chanel ging.' Frans: 'En je was een vrouwelijk foto model, met rondingen.' Linda: 'Ik heb een fijn gezichtje, maar een spor tief lijf. Mijn taille is smal en mijn schouders zijn breed - Azzedine Alaïa maakte perfect ge bruik van de lijnen van mijn lichaam. Maar op een gegeven moment woog ik toch slechts 54 kilo bij een lengte van 1.77 - in een periode dat ik veel te hard werkte. Het paste niet bij me.' Frans: 'Je staat niet bekend als het spreekwoordelijke domme fotomodel.' Linda: 'Ik ben altijd bewust gebleven. Tussen de fotoshoots door vond ik de tijd om in Nederland in de jaren tachtig met de Ban-de- bom demonstratie mee te lopen. "Lin is going for the riots", zeiden mijn collega's lachend. Ik heb geweigerd shoots te doen voor dia manthuis De Beers, omdat daar zwart bloed aan kleefde. Ook met bont ben ik selectief geweest. Bepaalde soorten bont zijn afschu welijk. Waar trek je de lijn? Voor mezelf had ik bepaald: bij twijfel niet doen. Ook heb ik geen sigarettenreclames gedaan.' Frans: 'Wat iedereen natuurlijk wil weten: Heb je goed verdiend?' Linda: 'Ja, er waren dagen dat ik met com merciële jobs 10.000 gulden kon verdienen, maar over het algemeen deed ik redactioneel werk. Ik ben altijd nuchter gebleven. Mijn man Pim Thomassen zette al vroeg het geld opzij en heeft goed belegd. Ik regelde mijn belasting en btw. Laten we eerlijk zijn, je moet niet meer uitgeven dan er binnenkomt. O, ik ken wel collega's van toen - ik zal geen namen noemen - die net zoveel verdienden als ik en van dat geld is niets meer over. Ik doe rustig aan, is dat Indisch? Voor mij is Indisch-zijn ook de manier waarop je in het leven staat. Berustend.' Frans: 'Linda de pinda noem je jezelf toch?' 'Het Indische komt altijd op m'n pad. Hoor ik bij voorbeeld op straat: "Adoeh Lin!" Is het fotograaf Claude Vanheye. Ik heb mijn Indische afkomst nooit verloochend. Van jongs af aan moest ik mijn uiterlijk verantwoorden en dat doe ik niet met tegenzin. "Tu n'est pas Hollandais hein?", werd me vaak gevraagd. Niet uit vervelendheid; mensen willen je kunnen plaatsen. Mijn moeder is Indisch en mijn vader had joods en Spaans bloed. In mij zijn wel acht verschillende culturen verenigd: van Balinees tot Chinees, Javaans en Engels bloed. Toen ik achttien was, ging ik naar Indonesië. aangesproken door iemand van het mode huis Givenchy. Of ik niet een show wilde lopen. Wat een rare vraag, vond ik. Daar was ik helemaal niet mee bezig. Ik had ook niet het gevoel dat ik mooi was. Non, non, non, merci, zei ik dus. Later in Nederland werd ik opnieuw op straat aangesproken. Uiteinde lijk ben ik er pas na school ingerold, toen ik pedagogiek studeerde en bevriende studen ten van de modevakschool vroegen of ik een show voor hen wilde lopen. In mijn derde studiejaar had ik zoveel modellenwerk, dat ik een keuze moest maken: of ik ga voor mijn studie of ik ga serieus door met modellen. Ik koos voor het laatste.' 12 Moesson Moesson #10 April.indd 12 24-03-2009 15:58:19

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2009 | | pagina 12