De zich immer vervelende Europese gemeenschap in Indië stortte zich vol overgave op alles wat niet door de Indische beugel kon. Door de eeuwen heen waren er ettelijke perkara's waar men schande van sprak en die soms maandenlang het nieuws beheersten Moesson vond een aantal experts bereid de spraakmakendste Indische perkara's nog eens op te dienen Beleedigende adjectieven Imago te zijn. Dat was op zijn minst eigenaardig, omdat hij in zijn vorige artikel nog haar meesterschap en de prachtige passages in haar werk geprezen had. Vervolgens richtte zijn woede zich op Székely die, volgens de journalist, zijn schrijversgave misbruikte om de kolonie te diskwalificeren als een land vol brute en abnormale mensen. Opnieuw maakte Zentgraaff zich niet zozeer druk over de door Székely beschreven feiten, met name de harde behandeling van de koelies door de Deli-planters, maar toonde hij zich in de eerste plaats bezorgd over het mogelijk slechte imago van Nederland als koloniale natie in het buitenland. Dat hield direct verband met een wet die in 1929 was aangenomen in de Verenigde Staten. Die wet verbood de invoer van tabak uit landen die dwangarbeid op hun plantages lieten ver richten. De behoudende journalist Zentgraaff schaarde zich daarmee in de rijen van de planters die vreesden dat de Amerikanen de tabak uit Deli zouden weren als gevolg van de kritische boeken van Madelon en Székely. Drie weken na zijn venijnige bespreking van Székely's debuut ging Zentgraaff wederom in de aanval. Zijn artikel, dat weer verscheen op de voorpagina van de Java-Bode, bleek ge richt tegen 'het bedrijf der' familie Székely- Lulofs' dat met internationaal succesvolle boeken de goede naam van de Europeanen in Indië door het slijk haalde. Het ging Zentgraaff echter niet om een boek van Ma delon, maar om de film die naar haar roman Rubber gemaakt werd. Deze was gedeeltelijk in Deli opgenomen en veel Europeanen zagen het resultaat met zorg tegemoet. Die bezorgdheid bleek voorbarig, omdat regisseur Gerard Rutten een film zou maken die sterk afweek van het boek en waarin de nadruk lag op de in zijn ogen grootse pioniersarbeid van de Deli-planters. Het bood Zentgraaff nog eens de gelegen heid Madelon te verwijten dat zij een vals beeld van de Indische samenleving gaf. Toch durfde hij zich kennelijk niet helemaal negatief uit te laten over het werk van de schrijfster en haar echtgenoot. Zentgraaff keurt hun romans af, maar hij prijst hun 'voortreffelijk werk met de vertaling van goede Hongaarsche romans. Men mag gerust zeggen, dat als gevolg van dezen arbeid de beste producten der Hongaarsche literatuur in de laatste jaren ook in Holland bekend werden.' Tot nu toe had Madelon niet op de aantij gingen van de journalist gereageerd. Dat Madelon het mes hanteren dat de outsider den indruk krijgt als ware Deli één groot abattoir, waar het aantal Europeanen met den dag wordt gedund.' Het is tekenend voor Zentgraaff dat hij zich in zijn oordeel (mede) laat leiden door de mening van buitenstaanders, die wel eens een negatief beeld konden krijgen van de gang van zaken aan de oostkust van Suma tra. Zijn recensie van de verhalenbundel was echter opvallend genuanceerd. Dat zou niet zo blijven. Het duurde ruim twee jaar, tot 21 december 1935, voordat de journalist opnieuw aandacht aan Madelon schonk. Ditmaal vormde het eerste boek van haar Hongaarse echtgenoot Laszló Székely, Van oerwoud tot plantage, dat door haar vertaald werd, het onderwerp. De toon was, zoals aangekondigd, een geheel andere dan in de bespreking van Madelons eigen boek. In een fors artikel op de voorpagina van de Java-Bode onder de dreigende kop 'Indië weer in diskrediet: Familie Székely opnieuw in actie' haalde Zentgraaff eerst uit naar de schrijfster, die hij verweet sensatiebelust Moesson #10 April.indd 25 april 2009 25 24-03-2009 15-59-15

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2009 | | pagina 25