indische perkara k t ■f jf I 1 Een getoetoepte perkara blaadjes, 'waarvan een deel zich aan geen enkelen regel van behoorlijkheid gebonden acht.' Geheel en al in de stijl van Zentgraaff zelf stelde hij, dat de Indische journalis tiek voortdurend personen uitstoot, 'welke daarin niet thuis behooren, of weigert hun ne opname.' Seubring sprak in een nieuw artikel de verwachting uit dat Zentgraaffs naam niet bewaard zou blijven voor het nageslacht. Een getergde Zentgraaff zond zijn reactie hierop per deurwaardersexploot naar De Preanger Post. Hij richtte zijn pijlen op de 'sterk links georiënteerde Nederlan ders', die verraad pleegden aan de prachtige Indische normen en waarden. Het zou bij een lokale rel zijn gebleven, als Zentgraaff zelf niet telkens had gereageerd als een dolle stier die een rode lap krijgt voorgehouden. Hij was dan ook overtuigd van de boodschap die hij te brengen had: in de Java-Bode van 26 november publiceerde hij zijn commentaar 'Gravers en knagers', waarin hij zich wederom keerde tegen 'woelzieke intellectueelen - of wie zich als zoodanig afficheeren', tegen 'destructieve groepjes' met een sterke joodse invloed die het internationale aanbidden en die knagen aan de grondslagen van de maatschappij. Daartegenover beklemtoonde hij nogmaals de positieve krachten van 'de nationale réveil' en drong hij wederom aan op 'de geestelijke en politieke zuivering van Indië', die hij kracht bijzette door per deurwaar- Du Perron na zijn longontsteking. Wajanglaan in Bandoeng, Januari 1939. dersexploot een reactie op Du Perrons stuk te sturen aan Kritiek en Opbouw. Zijn artikel verscheen in het nummer van 1 december, maar veel nieuws bracht het niet. Hij draafde maar door over de 'alcoofhistories' van het 'zoontje' in de roman. Du Perron richtte zich nu over Zentgraaffs hoofd heen in een brief tot Menno ter Braak, die in Het Vaderland ook een reactie op de affaire had geplaatst: hij had zich verbaasd afgevraagd waaraan Zentgraaff, met zijn 'even bolle als platte stijl', zijn reputatie in Indië dankte. Du Perron moest concluderen dat de dossier-aanleg van de oudeheer niet zo goed functioneerde, anders was hij wel met iets nieuws voor den dag gekomen: Deze oude abruti, - die niet tellen kan, niet logies denken kan, niet lezen, niet schrijven, niet overschrijven kan, die alleen tekstverval- sen kan en als een kroeghouder interpreteren, die voor zijn herkauwerij niet zonder de hulp van een psychiater en een deurwaarder kan, dat zet men je hier godber't voor als een 'groot polemist!' Dat heeft vijfenveertig jaar lang iedereen hier gemolesteerd en geterroriseerd, dat is wat 'men'hier nog meer vreest dan een Goeverneur-Generaal! Opnieuw schakelde Zentgraaff de deur waarder in om een weerwoord geplaatst te krijgen. Hij wenste Du Perron, de schrijver van zoveel vuiligheid, de vergetelheid toe; de man hield er vreemde methoden op na 'om de Kunst te dienen: het stooten met een mestvork in eene schaal perziken.' In een na schrift beaamde Du Perron, dat hij nog wat 'met de mestvork' zou prikken, maar 'dat de oudeheer zichzelf voor een schaal perziken aanziet, - kijk, dat moet weer een streek van de tropenzon zijn geweest.' Hiermee kwam een einde aan de polemiek. Misschien zag Zentgraaff in dat hij bezig was reclame te maken voor Kritiek en Opbouw en Het land van herkomst. De roman was binnen korte tijd uitverkocht en het aantal abonnees van het kritische blad (aanvanke lijk 200) bleef stijgen. J.H.W. Veenstra schrijft in zijn boek D'Artagnan tegen Jan Fuselier dat Zentgraaff zelf beducht was geworden voor onthullingen waar zijn reputatie onder zou lijden en die aan zijn positie afbreuk zouden doen. De affaire is hiermee verklaard, maar het strookte niet met Du Perrons aard om a la Zentgraaff met een dossier over diens 'alcoofhistorie' te dreigen. Het was de redactie van Kritiek en Opbouw, en met name hoofdredacteur D.M.G. Koch, die in het num mer van 16 december 1938, in het commen taar 'Voor het laatst: de heer Z.', de discussie voor gesloten verklaarde. Zentgraaff stierf op 22 maart 1940, Du Perron overleed aan een hartkramp op 14 mei 1940. O 28 Moesson Moesson #12 Juni.indd 28 27-05-09 12:47

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2009 | | pagina 28