Jakarta,, vrijdag indonesië I besluit mijn college met het voorlezen van het aangrijpende levensverhaal van Roebiam, zoals dat te vinden is in mijn boek. Als ik de laatste zin heb uitgesproken, is er slechts een oorverdovende stilte. Om dat te doorbreken opper ik of er vragen zijn naar aanleiding van wat ik verteld heb. Dat blijkt niet het geval. Ik weet niet of dat nu komt door verlegenheid of dat mijn verhaal de studenten niet heeft kunnen boeien. Uit het feit dat vervolgens verschillende studenten mij na afloop heel voorzichtig vragen of ik met hen op de foto wil, concludeer ik maar dat het een kwestie van niet durven is. Het college over De Ogen van Solo 's middags (waarvoor de studenten ten behoeve van mijn praatje, speciaal een aantal fragmenten hebben moeten lezen) is mij gemakkelijker gemaakt, want twee weken eerder is Marion (Bloem) hier geweest om over de film Ver van familie te spreken (stilletjes hoop ik dat een van de studenten mij herkent als de acteur achter de museumdirecteur, maar tever geefs). Dat maakt het voor mij in zoverre gemakkelijk dat ik niet uitvoerig hoef in te gaan op hoe het nu zo is gekomen met al die Indische Nederlanders daar in Belanda. Ik behandel De Ogen van Solo als post koloniaal werk in internationaal perspectief. Dat klinkt nogal hoogdravend, maar wat ik vooral aan de studenten wil duidelijk maken, is dat het werk van de tweede generatie Indische schrijvers in Nederland een heel eigen karakter heeft en daarmee een heel eigen plaats inneemt in de context van de internationale postkoloniale literaturen. Ook dit college eindig ik met het voorlezen van een fragment, en wel over de aankomst in Nederland. Tijdens het lezen merk ik dat ik nogal wat Maleise woorden in dit fragment heb gebruikt. En elke keer levert zo'n woord een licht gegrinnik op onder de aanwezige studenten. Ik weet niet of dat nu komt door herkenning of door mijn uitspraak... Twee dagen later zit ik hijgend in de hal van de Nederlandse ambassade in Jakarta. Normaal gesproken kom je als Nederlands onderdaan vanwege allerlei netelige kwesties in een moederlandse ambassade in het buitenland terecht, maar in mijn geval ligt dat gelukkig an ders. Vlak voor mijn vertrek ontving ik namelijk een uitnodiging voor een persoonlijk gesprek met onze ambassadeur in Indonesië over. de njai! De ambassadeur had mijn boek gelezen, had van mijn komst naar Jakarta gehoord en wilde mij graag persoonlijk ontmoeten. Nou, dat vond ik zoveel eer, dat ik direct heb terug- gemaild dat ik deze invitatie natuurlijk in grote dank aanvaard en op de afgesproken dag en het afgesproken tijdstip mijn opwachting in de ambassade zal maken. Overigens had het nogal wat voeten in de aarde; het arriveren op de ambassade. Vanwege de vele opstoppingen had men mij geadviseerd om minstens drie kwartier, maar het liefst een vol uur uit te trekken voor het stuk tussen mijn hotel en de ambassade in Kuningan. Dat had ik dan ook netjes gedaan: om tien uur, een uur voor mijn afspraak, stond de auto voor die mij naar de ambas sade zou brengen. Ondanks dat het vrijdag was; de dag dat in Indonesië alles in het teken staat van het bezoek aan de mesgit en als gevolg daarvan alle wegen verstopt raken door aankomende of vertrekkende moskee bezoekers, rijden we om tien voor elf, tien minuten vóór tijd, de statige ambassadewijk binnen. En dan gebeurt het: net als ik geheel voldaan vaststel dat ik ditmaal met een voor mij ongebruikelijke Nederlandse punctuali teit mijn afspraak zal nakomen, dendert het opeens in mijn hoofd dat ik mijn paspoort vergeten ben! En men had het mij nog zo op het hart gedrukt om dat document vooral niet te vergeten, omdat ik anders simpel weg écht de ambassade niet in zou komen! Ondanks de loeiende airco in de auto, plak ik opeens aan alle kanten van het zweet. Er zit niets anders op dan terug te rijden naar het hotel om mijn paspoort op te halen. De verbijsterde chauffeur, die ik in mijn beste Bahasa Indonesia uitleg wat het probleem is, vraagt mij tot driemaal toe hoe laat ik nu die afspraak heb. Tot driemaal toe geef ik hem hetzelfde antwoord: elf uur. Tot driemaal toe schudt hij daarop zijn hoofd, gevolgd door een nasale klank met tongklik. Daarna zegt hij niets meer, maar concentreert hij zich op een soort dollemansrit door de verstopte wegen en straten van Jakarta. Het is kwart over elf als we na veel getoeter, levensgevaarlijke ma noeuvres en idioot hoge snelheden weer voor het hotel staan. Daarna volgt weer de rit naar 22 Moesson Moesson #1 Juli 2009 PIM.indd 22 23-06-09 17:11

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2009 | | pagina 22