Lezers schrijven Onder de Tempo Doeloe 7 r DOOR ALBERT VAN PREHN ILLUSTRATIE MELROY BISEL Het was het jaar 1957 in Djakarta. Ik zat op een internationale school, met Nederlan ders, Engelsen, Canadezen, Indonesiërs en van alles wat. Wij kinderen hadden nog geen zicht op kleur, ras of godsdienst. Het was een gezellige school en in feite was het een voorbode van wat ik later, nu dus, in mijn leven zou meemaken. De multiraciale samenleving. Ik denk wel eens terug aan die tijd als ik onze volwassen wereld hier en nu aanschouw. Met heimwee en verlangen. Terug denkend aan die tijd, komt bij mij een geval naar boven van de wending die het lot ineens in iemands leven kan nemen. Er was een Indisch meisje met haar zusjes op onze school. Vader Indonesiër, moeder Hollandse. Wij hadden op het schoolplein een pisang boom en eronder was rondom de boom een stenen bank waar wij als kinderen vaak in de speelpauzes bij elkaar zaten. Gezellig altijd met een groepje en Wies, zo heette het meisje, was een van de kinderen die bij mijn groepje vriendjes en vriendinnen hoorde. Wies was een stil en onopvallend meisje met een vrolijk karakter. Ik herinnerde mij dat zij achter mij altijd met haar benen tegen mijn schoolbank schopte of iets liet vallen waardoor mijn concentratie meer dan eens wegviel. Vaak maakte ze grapjes en gaf brief jes met plagerijtjes door waarop de juffrouw of leraar in een cartoon werd afgebeeld op een vreemde manier. En heel vaak moest ik voor de klas staan als straf omdat ik juist het briefje in handen had op het moment dat de leraar keek. Op een dag was Wies er niet meer: van school gehaald. De Hollanders gingen mas- 26 Moesson saal het land uit en haar moeder vertrok met haar zusjes terwijl haar vader met haar in Indonesië bleef. Mijn ouders kenden haar familie en ik herinner mij dat mijn ouders het over haar en haar vader hadden. Haar vader kon de scheiding niet aan, verloor zijn baan en Wies vertrok een kampong in, arm en berooid. Want er waren geen sociale voorzieningen en als je niet kon werken was je aan de goden over geleverd. Mijn ouders gaven zoveel mogelijk steun in de vorm van geld en eten. Wies had van het ene op het andere moment geen mooie toekomst meer. Haar leventje werd door de politieke situatie veranderd en het lot was haar niet gunstig gezind. Niet lang daarna liep onze school leeg, vele kinderen van Europese afkomst en ook Indische kinde ren vertrokken naar Nederland. De pisangboom stond er nog toen ook ik, nadat de school van de ene dag op de andere Indonesisch werd, van school werd gehaald. Niet lang nadat Wies wegbleef, was de bank onder de pisangboom vrijwel leeg. Slechts een enkeling zat er nog. Het was alsof hij gelaten het lot aanvaarde en door de wind heen en weer geschud met zijn bladeren mij afscheid wuifde bij mijn laatste blik voor ik de school verliet. Wat eens een gezellige plek was, waar eens de pisangboom alle verhaaltjes van kinderen aanhoorde, het gelach en de kibbelpartijtjes had ervaren, waar hij eens de beschermer van ons was tegen de zon, is nu een verlaten treurige lege plek waar de zon zijn schaduw op de grond projecteert. Slechts in de schimmen van onze herinneringen blijft hij bestaan. Wilt u ook in deze rubriek komen, schrijf dan een verhaal over een speci fieke gebeurtenis of herinnering van vóór de repatriëring. Schrijf rond de 500 woorden en stuur of e-mail dit - samen met bijpassende foto's - naar Moesson. Iedere maand wordt het beste verhaal geselecteerd. Moesson bedankt Albert van Prehn voor zijn bijdrage. Moesson #1 Juli 2009 PIM.indd 26

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2009 | | pagina 26