een verhaal van Liesbeth Mende Oom Pietje ILLUSTRATIES MELROY BISEL Oom Edu kwam juichend op ons af. Hij droeg een Hawaiiblouse en liep op zijn teenslip pers, alsof hij in de tropen was. 'Bertie!' riep hij tegen pa, 'Bertie met zijn mooie familie, welkom!' Hij omhelsde pa en gaf ma drie zoenen. Daarna keek hij Marvin en mij aan. 'Hoe oud is de jongste nu?' vroeg hij. 'Dertien' zei ik. 'Dertien al, adoeh!' lachte oom Edu. Zijn gouden tand zag er dof uit. Hij kneep hard in mijn wang. Ik kreeg het er warm van. We liepen langs oom Lau die mij over mijn bol aaide, oom Kees die aan mijn oor trok, oom Ronnie die in mijn neus kneep en oom Jan die in mijn buik prikte. De laatste reünie was zeven jaar geleden. Het enige wat ik mij goed herinnerde was de stokoude dalmatiër van oom Edu en tante Mop. Hij sliep in de hal en wij moesten op onze tenen langs hem sluipen om hem niet wakker te maken. Op de plek van de honden- mand stond nu een grote kapstok die bijna omviel van de hoeveelheid jassen. In de woonkamer was het bloedheet en het gekakel van de mensen piepte in mijn oren. Het rook naar Indisch eten, koffie en krè- tèksigaretten. Pa en ma ontmoetten paatje en maatje Van Hul. De twee waren een kop kleiner dan ik. In plaats van een echtpaar leken ze op twee zussen met hetzelfde bloempotkapsel en dezelfde appelronde wangen. Toen pa net in Holland was had hij een paar jaar als kostganger bij hen in huis gewoond. Met tranen in hun ogen keken ze naar Marvin en mij. Naast hen stond meneer Haha, die ook kostganger was geweest in de tijd dat pa er woonde en daarna nooit meer was weg gegaan. Omdat hij altijd moest lachen bij het zien van eten, werd hij meneer Haha genoemd. Hij was zo mager als een lat. Zijn haar was pikzwart geverfd en hij droeg een uitgelubberd grijs vest dat als een wijde jurk om zijn dunne lijf hing. Ik hoorde pa vertellen. Paatje en maatje van Hul schoten om de haverklap tegelijkertijd in de lach. Ook hun lach was precies hetzelfde, hoog en schaterend, als een kletterende waterval. Ik ging op de leuning van het leren bank stel zitten. Overal zaten en stonden men sen. Door de kamer weerklonk het geluid van kletsende tantes, tokkelende gitaren, snurkende mannen en jammerende baby's. Daar doorheen hoorde je blikken stemmen en muziek afkomstig van de drie televisies die aan stonden, allemaal afgestemd op een andere zender. Ik stond op om een rondje te lopen. Eigenlijk wilde ik naar buiten, maar het begon te regenen. Ik zag oom Edu samen met oom Ronnie een zeil spannen om de bar becue met de stapels saté droog te houden. In de serre was het rustig. In de hoek stond een grote leren fauteuil met verstelbaar hoofd en voeteneind. De stoel was helemaal uitgestrekt, zodat het meer op een bed leek. In de stoel lag een man met een wit pak, cowboylaarzen en een witte cowboyhoed op. 'Wie is dat?' vroeg ik aan een tante met een kookschort voor. 'Dat is oom Pietje' zei ze, 'je weet wel, die ouwe die nog met Elvis heeft opgetreden.' 'Elvis Presley?' 'Wil je een pasteitje?' vroeg tante, 'ik haal wel voor je.' Ik liep naar oom Pietje toe. Hij lag te snurken. Zijn witte hoed lag op zijn gezicht. Zijn witte pak zat vol gele vlekken. Hij rook naar een stapel oude vochtige dekens. Hij zag er hele maal niet uit als iemand die Elvis heeft ont moet. Iemand die Elvis ontmoet heeft is niet oud, stinkt niet naar oude dekens en draagt zeker geen vergeelde kleding. Aangeraakt door de King of Rock 'n Roll, dat moet iets met je doen. Hij zou iets goddelijks moeten hebben, een gouden glans over zijn huid. Ik keek naar zijn hand, een magere ge rimpelde hand met lange, gele nagels. De pinknagel was zo lang dat hij aan het eind begon te krullen. Om de benige middelvinger zat een gouden ring met een joekel van een edelsteen. Het was een hand die in horror films plotseling omhoog schoot uit een graf op een verlaten mistige begraafplaats. Moest ik geloven dat hij met deze hand de hand van de King had aangeraakt? Voorzichtig aaide ik de oude hand van oom Pietje, zijn huid voelde zo stroef als de suède laarzen van mijn moeder. 'Oom,' fluisterde ik, 'klopt het dat u Elvis heeft ontmoet?' Oom bewoog geen centimeter, hij bleef rustig doorslapen. Ik schudde zachtjes aan zijn mouw. 'Hallo?' probeerde ik ietsje harder, 'ik wil u graag iets vragen.' Hij snurkte gewoon door. 'Oom Piet' riep ik. 'Hier meidje, je pastei.' De tante met het kookschort duwde een pasteitje in mijn handen. 'Kassian, laat slapen, dat oudje.' Ze verdween weer richting de keuken. Ik hield het warme pasteitje bij de rand van oom Pietjes hoed, in de buurt van zijn neus. 'Heeft u honger?' Oom gaf geen kik. 'Hallo?' probeerde ik nog een keer, 'U kunt toch niet de hele dag blijven slapen?' Hij leek nog stiller te liggen dan eerst. 'Zal ik een glaasje water voor u halen?' Laat slapen dat oudje. Misschien was hij on dertussen aan zijn eeuwige slaap begonnen. 32 Moesson Moesson #1 Juli 2009 PIM.indd 32

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2009 | | pagina 32