'Eigenlijk weet ik alleen zeker dat ik een kind van een Nederlandse soldaat ben.' persoonlijk O José Kerry werd geboren uit een relatie tussen een Javaanse vrouw en een Nederlandse militair. De militair vertrok en haar moeder bracht haar naar een weeshuis. 59 jaar later kijkt José terug op haar leven. Het verhaal van José Kerry DOOR ANNEGRIET WIETSMA FOTOGRAFIE ARMANDO ELLO/ OORLOGSLIEFDEKIND 'Ik ben geboren in 1950 op Midden-Java, in Semarang. Mijn moeder werkte als hulp in een kazernekeuken. Ze kreeg daar kost en inwo ning, dus ik denk dat ze daar dag en nacht was. En mijn vader was militair en werkte daar als kok. In die keuken zijn ze met elkaar in contact gekomen. Brachten ze de avonden met elkaar door, of was het een tussendoortje in de middag? Of een langere relatie? Ik weet het niet. Maar in ieder geval was ik het resultaat. Ik heb geen idee of mijn vader nog in Indonesië was toen ik geboren werd, of dat hij misschien zelfs al terug was in Nederland. Maar hij wist wel van mijn bestaan. Hij wist dat mijn moeder zwanger was, want ze was gewoon blijven doorwerken in de keuken. Tijdens het koken maakten ze een keer kippen klaar. Mijn moeder was bijgelovig, net als veel Indonesische mensen. En ze vond dat mijn vader geen kippenpoot jes mocht stuksnijden in de nabijheid van een zwangere vrouw. Dat hoorde niet in Indonesië. Ze was bang dat ik gehandicapt op de wereld zou komen. En mijn vader hakte de poten van die kip eraf. En dat is ook zo uitgekomen: ik mis tenen en vingers, die zijn aan elkaar gegroeid. Mijn moeder gelooft dat dat door mijn vader is gekomen. augustus 2009 41 Na mijn geboorte vertrok mijn moeder naar Jakarta om daar te wer ken en ik groeide op bij mijn oma. Op mijn vierde werd ik door mijn moeder naar het weeshuis in Semarang gebracht, naar de zusters Franciscanessen. Ik moest verschrikkelijk huilen, wilde met mijn moe der mee terug. Ik wist natuurlijk wel dat ik geen vader in de buurt had, maar ik vond het toch gek dat ik in het weeshuis moest blijven terwijl ik gewoon een moeder had. Maar ze kon niet voor mij zorgen en ik was het kind van een Nederlander, van een soldaat, dat was niet goed te praten in Indonesië. En daar kwam ook nog de handicap aan mijn handen bij. Ze deed het misschien ook wel voor mijn bestwil, omdat ze dacht dat ik in het weeshuis een betere toekomst had. Soms kwam mijn moeder uit Jakarta naar het weeshuis met wat lekkers. Maar ze mocht nooit te lang blijven van de zusters, want die zeiden dat ik er jengelig van werd als ik haar te lang zag. Later is mijn moeder met een Javaanse man getrouwd. Ze kregen een zoontje, ik was toen al een jaar of tien, denk ik. Mijn broertje was wel eens mee als ze mij in het weeshuis kwam bezoeken. Maar haar man kwam nooit mee. Dus ik ken de vader van mijn halfbroertje ook niet. In het weeshuis kreeg ik mijn huidige naam, Margaretha Maria José Kerry. Ik heette bij mijn geboorte José Sukili, maar ze vonden daar dat ik een andere naam moest krijgen. Kerry betekent in het Javaans dat ik achter ben gelaten door mijn vader. Dat is nu mijn achternaam. Mijn oma woonde in de desa vlak bij Semarang. Een keer in de maand en tijdens vakantiedagen mocht ik naar mijn oma. Die had het niet breed. Dus voor haar was het ook wel fijn dat ik in het weeshuis woonde, dan hoefde zij mij niet te bekostigen. Als ik bij mijn oma kwam, werd ik in het dorp vaak uitgescholden door andere kinderen, omdat ik kind van een Nederlander was. 'Londo', riepen ze dan. Dat Moesson #2 Aug 2009.indd 41 29-07-09 10:52

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2009 | | pagina 41