"Ze stapte aan wal en begreep meteen
die warme vochtige deken, de geluiden,
een andere wereld, dat ze een vreemde
voor mijn vader was geworden"
O verhaal
Ik heb mijn vader slecht gekend. In zijn
brieven was het goed toeven, daar wilde je
bij hem zijn, naast hem zitten, daar samen
aan de oever aan die rivier. Wilde je met
hem meekijken hoe verdomd mooi zijn Indië
was. Zijn gelukkig zijn was van korte duur en
werd onderbroken door en voor zijn liefde
voor mama. Hij kon niet zonder haar. Ze
konden niet zonder elkaar, de zeeman en de
actrice. Hun beroepen botsten als een sterke
stroming tegen de rotsblokken op. Hij keerde
terug naar Holland en miste zijn geliefde
paradijs Indië. In een periode dat mijn ouders
als verliefd stel een heel leven voor de boeg
hadden, hun toekomst tegemoet gingen, een
naoorlogse toekomst weliswaar, maar vanuit
het niets, waar geld verdiend moest worden,
sloeg het noodlot toe: Een kind. Voor mama
met haar katholieke achtergrond was abor
tus uitgesloten. Bovendien verlangde ze naar
dit kind, speciaal dit kind, dat nieuwe naoor
logse leven. Al die maanden voelde ze een
grote onrust in haar buik. Mijn ouders trouw
den toen mama al zeven maanden zwanger
was. Mijn oudste broer groeide hard, er viel
niets meer te verdoezelen. Het ongeboren
kind zorgde voor een genante vertoning, die
dikke buik in dat strakke mantelpakje.
Vader bouwde aan zijn naoorlogse toekomst.
Hij kreeg geen baan in Holland. Hij keerde
terug naar zijn geliefde Nederlands-Indië,
om te gaan werken als stuurman bij de
K.P.M., de Koninklijke Paketvaartmaatschap-
pij, die Komt Pas Morgen Lijn. Hij wilde in
de voetsporen van zijn vader treden, mijn
grootvader, die leraar was geweest aan de
Zeevaartschool in Djakarta vanaf 1920. Mijn
vader, geboren in 1920, had heimwee naar
die heerlijke jeugd in Indië. Hij moest terug.
Holland bood hem geen toekomst. De zee
trok.
Mijn broer droeg al tijdens mama's zwan
gerschap de carrière van zijn vader op zijn
embryonale schoudertjes. Een groei in
36 Moesson
Moesson #3 september 2009.indd 36
wording, die op het verkeerde moment was
uitgerekend, een astrologische misrekening.
Een verslindende bevalling. Uren hadden
de weeën geduurd en al die tijd had mama
alleen in het kraambed gelegen, zonder
haar man. Zonder antwoord op haar talloze
geschreven brieven reageerden de barens
weeën ondraaglijk. Rif, zo werd hij genoemd,
was vooruit te branden. Mama wilde kinde
ren, veel. Naast het actrice zijn, nog eens hier
en daar een kind. Maar wel van een man van
wie ze zielsveel kon houden, alleen dan zou
ze het kunnen opbrengen. Mama was haar
grote liefde tegengekomen. In hem zag ze de
mannenman, de echte man, die ze niet kon
vinden onder de vele ijdele vakgenoten, die
zo opgingen in hun eigen soesa en gezien
wilde worden. Alleen na de geboorte van
mijn oudste broer, had ze al die maanden
geen teken van leven meer gehoord.
Mijn moeder en Rif gingen aan boord van
de Ruys en vertrokken vanuit de haven van
Rotterdam. Met een tussenstop in Cairo had
mijn moeder de kilte van de woestijn ervaren
en had onder een sterrenhemel gestaan. Ze
was op weg naar haar liefde, aan de andere
kant van de wereld. Mama had na haar eind
examen op de Toneelschool, gekozen om een
veelbelovende carrière ervoor op te geven.
Liefde gaat boven werk, moet ze gedacht
hebben. Ze ontving helemaal geen post meer
vanuit Indië en was het kijken in een lege
postbus beu. Ze spaarde in het geheim en
zonder iets van een plan in een brief te mel
den, wilde zich bij haar man te voegen.
De Batavia kwam een maand later aan in
Djakarta. De Komt Pas Morgenlijn kwam
een dag te laat. Familie en vrienden vingen
hun gasten op. Ze stapte aan wal en begreep
meteen die warme vochtige deken, de gelui
den, een andere wereld, dat ze een vreemde
voor mijn vader was geworden. Ze begon tij
dens de rit naar mijn vaders hotel steeds iets
meer te begrijpen, tevens ook steeds minder.
Vader was er niet. In een betjak liet mijn
moeder met de kleine Rif op schoot zich
rijden naar het hotel. Beneden in de hal werd
er gefeest, gedanst. In een galerij achter het
hotel, lagen de hotelkamers. Mijn moeder
zeulde met de zware koffer en hield het
slapende kind in haar arm. Ze klopte aan bij
vaders deur. Er werd niet open gedaan. Wat
te doen?
Daar zat ze met kind en koffer. In de verte
klonk muziek. Het feestje duurde tot diep in
de nacht. Duizenden gedachten woekerden
tot in een gezwel in haar hoofd. Was haar
misschien iets ontgaan? Was haar man jarig,
gaf hij een feestje, trouwde hij opnieuw?
Diep in de nacht hoorde ze geschuifel. Mijn
vader zocht zigzaggend zijn hotelkamer en
bleef voor de deur staan. Hij werd blijkbaar
zo overrompeld, wist niets te zeggen, wilde
een sigaret opsteken en zocht tevergeefs
naar zijn aansteker.
'Heb je vuur?,' vroeg mijn vader.
Mijn moeder nam haar aansteker, gaf hem
een vuurtje. Haar handen trilden. Het kind
in diepe slaap werd getoond. Dan maar zo,
dacht mijn moeder, dan maar zo, als het niet
anders kan. Mijn vader zag ineens een hele
andere vrouw, dan het meisje, dat hij had
leren kennen.
'Zo?' zei hij. Niet meer en niet minder.
Mijn moeder zei alleen, dat ze toch graag
wilde weten waar ze aan toe was. Ze bleef
vervolgens twee jaar. Mijn vader moest in
het begin even slikken, dat hij zijn vrijheid
kwijt was, maar de liefde bloeide opnieuw
op. Hij vond het uiteindelijk moedig en stoer.
Hij vond het 'wel wat hebben, om de boot
te nemen,' Dat was pas liefde. Toen mijn
moeder zwanger werd van haar tweede kind
Palmer, keerde ze terug naar Holland. Vader
moest blijven. Hij begon haar te missen. Ze
wist dat het goed zat.
Ik werd in 1951 verwekt, toen hij eenmaal was
teruggekeerd en niet meer terug keerde naar
zijn geliefde Indië.