Tjalie vs.
Hella
5
De banvloek van
een Indische auteur
Tempo Doeloe
'Een romantisch cliché over de
"onpeilbare diepte" tussen twee jeugdvrienden,
vond Tjalie iets dat alleen uit de pen
van een onwetende kon vloeien'
Oeroeg, het prozadebuut van Hella Haasse, staat van 23 oktober
tot en met 20 november centraal in de actie Nederland Leest. In
Indische kringen is Oeroeg omstreden. In het tijdschrift Oriëntatie
schreef Tjalie Robinson een vernietigende kritiek op de jonge vrouw
die later de 'grande dame van de Nederlandse literatuur' zou wor
den genoemd. Waarom?
r*
DOOR WIM WILLEMS FOT KITLV
Het begon met een niet mis te verstane
kritiek op de opzet, de intrige en het - in
Tjalie Robinsons ogen - opportunisme van
Hella Haasses novelle Oeroeg, het anoniem
verschenen Nederlandse boekenweekge
schenk van 1948. De schrijfster zou het
Indonesische decor van de burgeroorlog
tussen kolonisator en gekoloniseerde heb
ben gebruikt voor een ongeloofwaardig
verhaal. Wat hij haar vooral kwalijk nam,
was dat ze het wezen van de Indonesische
Oeroeg en zijn Hollandse plantersvriendje
verkeerd had gepeild. Ze zou aan de buiten
kant van het drama zijn gebleven, zonder
gevoel voor wat zich innerlijk afspeelde. Dat
ervoer Tjalie typisch als de positie van een
buitenstaander. Hij meende dat te kunnen
beoordelen, omdat hij die wereld als 'in
Indië gewortelde' van binnenuit kende. De
jongens met wie hij de straat had gedeeld,
leefden, dachten, voelden en handelden vol
gens hem niet zoals de figuren in de novelle.
Wat er aan hun jongensbestaan ontbrak
waren het avontuur, de jacht en de lust
om te vechten. Als het over spelletjes ging,
werd de schrijfster nergens concreet, zodat
zulke passages arm aan sfeer bleven. Haar
beschrijving van de jacht miste ieder gevoel
voor detail en wekte de indruk van 'een
stuntelige opvoering op een dorpstoneel'.
Een fout boek
Het kwam erop neer dat de criticus alles
wat hij las vals vond. Dat gold ook voor het
karakter van de jeugdvriendschap tussen
Oeroeg en de Hollandse ik-figuur, met zijn
kleinerende opmerkingen over inlanders, die
Tjalie als pure laster ervoer. Hij had genoeg
Indonesische kameraden gehad, schreef
hij. En hoewel er in de vooroorlogse kolo
niale wereld nooit echte broederschappen
ontstonden, ook niet met Indische jongens,
zou er pertinent geen scheidsmuur hebben
bestaan, zoals Haasse suggereerde. Dat een
vroegere schoolkameraad zich in de tijd van
de politionele acties ineens ontpopte als een
gezworen vijand, vond hij al even ondenk
baar. Zoiets kwam simpelweg niet voor in de
mannenwereld die hij kende. Een dergelijk
romantisch cliché over de 'onpeilbare diepte'
tussen twee jeugdvrienden vond hij iets dat
alleen uit de pen van een onwetende kon
vloeien. In dit geval iemand die de politieke
omstandigheden in zijn ogen misbruikte voor
haar eigen literaire doeleinden. Een fout boek,
oordeelde hij over de schrijfster die in Batavia
24 Moesson
Moesson #4 oktober 2009.indd 24 23-09-09 12:14
Telat