In Moesson van november 2002 rea
geert Hella Haasse in het interview 'Hoe
kan het dat er spanningen zijn die ik
niet voel', op de kritiek van Tjalie Robin
son. Lees het na in onze jaargangen op
www.moesson.com
r V* V ri
t" *1 V
oktober 2009 25
Nee, antwoordde haar leermeester, niet doen.
Daarmee zou zij zich namelijk verbannen uit
de Indische intimiteit die zij in haar verha
len zo beeldend wist op te roepen. Hij vond
Haasse veel te pienter, te veel psychologise
ren, te weinig een auteur die levenservaring
wist om te zetten in fictie. Wat ze zou missen,
was het vermogen om droomflarden op te
vangen uit het schemergebied waarin ze op
groeide. Bij haar stond kennis voorop, terwijl
het volgens Tjalie Robinson om intuïtie moest
gaan. Om een vorm van innerlijk weten, zoals
hij herkende in het werk van de door hem
zeer bewonderde Maria Dermout.
De kruidenier en de apotheker
In de tijd dat Oeroeg verscheen, deed ook
Tjalie Robinson voor het eerst van zich
horen als schrijver. Vanuit Indië volgde hij de
Nederlandse literaire kritiek al jaren op de
voet. In het eerste visitekaartje dat hij afgaf
bij zijn lezers, plaatste hij zich in de traditie
van Eddy du Perron. Deze criticus - ook zelf
een Indische jongen, zij het uit een volstrekt
ander milieu dan Tjalie - beschouwde hij als
een ijkpunt. Hij vond zijn werk zo leesbaar
gebleven, omdat Du Perron zich niet had
gevoegd naar de sjablonen van de intellectu
ele elite. De betweters in Nederland zouden
overal het etiket opplakken van een stijl, een
richting, een stroming. Fatsoenlijk, overzich
telijk en verstikkend. Maar juist de kunst, zo
vervolgde Tjalie Robinson, behoorde onvat
baar en met zichzelf in tegenspraak te zijn.
In de letterkundige kritiek overzee zouden
de kruidenier en de apotheker samenkomen,
altijd met het potlood achter hun oor. Tegen
die mentaliteit was Du Perron in het geweer
Een Hollandse auteur
Anders dan sommigen denken, sprak Tjalie
Robinson zich niet uit over de Indische identi
teit van Hella Haasse. Hij verbande haar niet
uit het paradijs van haar jeugdherinneringen.
Zijn pijlen waren uitsluitend gericht op het
soort schrijverschap dat zij voor hem verte
genwoordigde. Hij zag in haar een Hollandse
auteur, net als bijvoorbeeld Anna Blaman of
Simon Vestdijk. Nergens in haar werk vond hij
de Indische stem terug, zoals bij Lin Scholte
of bij Rini Carpentier-Alting (1921-2003). Juist
in brieven aan de laatste schrijfster van uit
eindelijk slechts één boek, Verdroomd seizoen,
sprak hij zich onomwonden uit over zulke te
genstellingen. In de jaren zestig probeerde zij
namelijk net zo te schrijven als Hella Haasse.
was geboren en grote delen van haar jeugd in
Nederlands-Indië had doorgebracht.
Moesson #4 oktober 2009.indd 25
23-09-09 12:14