Portret van een indonesië 0 Een portret schrijven van een voormalig troostmeis je, dat was de opdracht die Maaike Boersma kreeg van Moesson. Maar eenmaal op bezoek in Bandung bleek de opdracht een mission impossible en wer den de vraagtekens talrijker dan de antwoorden. Verslag van een verwarde journalist. troostmeisje TEKST EN FOTOGRAFIE MAAIKE BOERSMA is va: meer dan acht uur hob belen we het station van Bandung binnen. Eén voor één springen de passagiers uit de trein en gaan ieder hun weegs. Zoekend kijk ik rond waar ik de Dunkin Donuts kan vinden. Daar heb ik afgesproken met Jeanne, die mij de komende dagen gaat helpen. 'Ben jij Maaike?' Een lange, verzorgde Indische dame steekt onmiddellijk vriendschappelijk haar arm door de mijne. 'Je was de enige blanke dus ik dacht al dat jij het moest zijn.' Jeanne loopt naar de taxistandplaats. 'Welke taxi was het nou, ze lijken allemaal op elkaar.' Als we de juiste hebben gevonden stapt Jeanne voor in, en ik neem plaats op de achterbank. Ik zit goed en wel, als ik ineens opmerk dat ik niet alleen ben. Ineengedoken in de hoek van de bank zit een heel klein oud vrouwtje. 'Dit is ibu Yohanna', stelt Jeanne me voor. Ik schud een oude, gerimpelde hand en als ibu Yohanna naar me lacht prijkt er potsierlijk één tand in haar mond. Dit is dus de vrouw voor wie ik naar Bandung afgereisd ben. Van informant X heb ik haar verhaal gehoord. Yohanna Latuperissa is volgens hem vroeger een troostmeisje geweest. Hij pro beert nu voor haar, en andere Indo's in Ban dung, een Wet Uitkering Vervolgingsslachtof fers (WUV) te krijgen. Vijftien oktober diende Yohanna's rechtszaak in Nederland. Moesson heeft me gevraagd of ik haar in Bandung wil interviewen om haar persoonlijke verhaal op te tekenen. Maar het tandenloze vrouwtje in haar batik blouse is weinig spraakzaam en ant woordt enkel met 'ja' en 'nee' op mijn vragen. Op de vraag hoe oud ze is zegt ze '76'. Ik kan het haast niet geloven. Ze lijkt jaren ouder. Dit wordt nog een taaie klus, denk ik bij mezelf. We rijden met de taxi naar de wijk waar ibu Yohanna woont om haar af te zet ten. Morgenvroeg zal ik terugkomen om haar thuis te interviewen. Het is een doolhof van kleine straatjes en gangetjes tot we bij een stinkende zwarte rivier komen. Daar kan de taxi niet verder en moet ibu Yohanna te voet verder naar haar huisje. Als Jeanne haar wil helpen bij het uitstappen trekt ze woest haar arm terug. 'Laat me met rust!' Ze stampt met haar wandelstok op de grond. 'Ik wil geld voor brood', zegt ze tegen me en haar ogen spuwen vuur. Scheldend en tierend loopt ze weg, haar stok in de lucht zwaaiend. Ik kijk Jeanne angstig aan. Dit kon wel eens een hele pittige klus worden. Als ik om bij te komen daarna met Jeanne en haar zus uit eten ga, vertellen ze me over het leven van de Indo's in Bandung. Jeanne vertelt me dat ze het niet bepaald breed heeft. In tegenstelling tot sommige andere Indo's krijgt ze geen WUV-uitkering omdat destijds alle geboortepapieren verbrand zijn en Jeanne niet kan aantonen dat ze een Hol landse vader heeft. Hoewel ze er zelf nooit is geweest, zou Jeanne niets liever willen dan in 'Holland' wonen. 'Dat is voor mij het paradijs, zo mooi, zo schoon, zo koel', vertrouwt ze me november 2009 23 Moesson #5 november 2009.indd 23 28-10-09 13:22

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2009 | | pagina 23