Om de twee weken vertrok vanuit Lam Meulo een olifantentransport om Geumpang te bevoorraden. Lees het artikel 'Olifanten in het leger op Atjeh' van 1 maart 1971 er maar eens op na via www.moesson.com geplast zou hebben en de daarop volgende nacht krankzinnig werd. De grootste kracht van de steen bestond uit het bieden van bescherming aan ieder, die over hem waakte en hem respecteerde. Feit is dat vanaf 1920 nagenoeg alle vanuit Geumpang gelopen patrouilles zonder gesneuvelden en met suc ces zijn uitgevoerd. Ook zou de steen er voor zorgen, dat ieder die ooit terug zou willen ke ren naar Geumpang, dat voor zijn overlijden nog zou beleven. Mijn vader is één van de laatste Marechaus see-officieren geweest, die de steen pas seerde toen hij Geumpang verliet. Hij is licha melijk ongeschonden uit de gevechten met de Jap en krijgsgevangenschap terugkomen en is tijdens de uitvoering van de Politionele Acties ook nooit gewond geraakt. Denk er maar van, wat je wilt. In oktober 2005 kreeg ik de gelegenheid op zoek te gaan naar het voormalige bivak Geumpang en dus ook naar de steen. Als gevolg van de politiek-militaire situatie na 1946, is Geumpang niet meer bezocht door Europeanen. Tot aan de Tsunami-ramp in december 2003, bevond Geumpang zich mid den in een gebied dat beheerst werd door de Acehse vrijheids- en verzetsbeweging, de GAM (Beweging Vrij Aceh). De zoektocht werd met succes bekroond. De naam van het voormalige Marechaus seekampement was inmiddels veranderd in Leutung, maar wijd en zijd was het bekend dat daar zich een heilige steen bevond. Zo vond ik de steen terug. Na 64 jaar keerde ik gezond en veilig terug naar mijn geboorte plek. Tegenwoordig is de steen weer beschermd tegen de zon door een afdak en de bewoners van Bivak Geumpang/Leutung zijn meer dan ooit tevoren overtuigd van zijn krachten. den strak en stijf vol niets te hebben gezien of gehoord tijdens hun wacht. Het kon niet anders of er moest stille kracht in het spel zijn. De commandant zat bepaald niet te wachten op dit soort praatjes en gelastte de steen opnieuw te verwijderen. Aan de op dracht werd voldaan, maar ook de volgende ochtend lag de steen weer op zijn oude plek. De commandant heeft het toen maar zo gelaten, maar de steen moest nu wel naast de poort gelegd worden. Zo kon eenieder de steen toch passeren en werd struikelen over de steen onmogelijk gemaakt. De legende vertelt verder dat de steen - om te voorkomen, dat hij ooit weer verplaatst zou worden - zichzelf vergroot heeft tot een niet te tillen afmeting en gewicht. Wat met het verplaatsen van de steen ook veranderde, was de plaats van de post voor het geweer. De steen moest onder het oog van de wachtpost liggen. In Geumpang stond deze post daarom niet - zoals overal elders ge bruikelijk - midden voor of in de poort, maar naast de poort, recht achter de steen naast de alarmklok. Deze 'klok' bestond overigens meestal uit een stuk spoorwegrail, waarte gen met een stok of stuk ijzer geslagen voor de gewenste signalen. Al gauw raakte voor de steen een ander ge bruik (adat) in zwang. De steen zou overdag moeten worden beschermd tegen de zon door een daaroverheen geknoopte witte katoenen doek. En zo is de steen daar door de jaren heen blijven liggen en bood de bezet ting bescherming. Boze blanke stemmen fluisterden, dat de steen niet uit zich zelf teruggekeerd kon zijn, maar dat het waarschijnlijker was dat 'luie dan wel onwillige marechaussees' de steen alleen buiten de directe waarneming van de commandant hebben gebracht, zodat deze later in het holst van de nacht weer kon worden teruggelegd. Verstandige blanke stemmen prezen het inzicht van de com mandant, die het juiste begrip kon opbren gen voor wat er binnen zijn troep leefde en zonder zijn gezicht te verliezen terugkwam op zijn beslissing. Aan de steen werden meerdere geheime krachten toegeschreven. Het zonder respect bejegenen van de steen zou leiden tot het oplopen van vreemde ziektes of uitslag. Zo deed ook het verhaal de ronde, dat een inlands soldaat uit baldadigheid op de steen december 2009 41 Moesson #6 december 2009.indd 41 25-11-09

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2009 | | pagina 41