0
Oud-hoofdredacteur Lilian Ducelle (1919), moeder aller Moessons,
wordt bij leven en welzijn op maandag 7 december 90 jaar oud.
Portret van een journaliste die altijd op de bres heeft gestaan voor
haar lotgenoten, maar zelf nooit wilde integreren in de Nederlandse
maatschappij. 'Ik wou dat ik kon wennen aan het wennen.'
portret
Eenzaam avontuur
Tussen U en mij
DOOR MARJOLEIN VAN ASDONCK
Haar man Tjalie Robinson (1911-1974) raakte
hoe langer hoe meer gedesillusioneerd in
Nederland. Lilian Ducelle zelf heeft nooit
enig vertrouwen gehad in integratie. Als
het om integratie ging, koos zij voor een
hele letterlijke interpretatie van Moesson's
lijfspreuk poekoel teroes: het was incasseren
en terugslaan.
Praise the Lord and pass the ammunition!
Vanaf 1967 werkt Lilian Ducelle officieel voor
Tong Tong en zij zal zich vooral inzetten voor
het behoud van de eigen cultuur en voor de
emancipatie van de Indo.
Lilian Ducelle, geboren in Sitoebondo in 1919,
had al een bewogen carrière als journaliste
en oorlogscorrespondente achter de rug toen
ze in 1954 met Tjalie naar Nederland vertrok.
In Indië werkte ze ondermeer bij de Nieuwe
Courant, de Vrije Pers, de Nieuwsgier en bij Wa
penbroeders, waar ze Tjalie had leren kennen.
Ze had gezworen nooit naar Holland te
vertrekken, maar ze moest wel, vanwege
de opleiding van de kinderen en vanwege
Tjalie's werk als Nederlandstalig auteur. Ze
liet zich overhalen door Tjalies woorden dat
Nederland niet per se het eindpunt hoefde
te zijn. Ze konden immers altijd nog naar
Brazilië of een ander warm land vertrekken?
Maar Lilian wist toen nog niet dat Tjalie in
Nederland zijn levensdoel zou vinden.
Het gezin Boon komt in 1954 eerst terecht in
een pension in Hilversum en vervolgens in
één in Amsterdam. Maar het klikt niet, en het
zal nooit klikken, tussen Lilian en Nederland:
Het Nederland van 1954 waar ik mee ken
nismaakte was het Eenzaam avontuur van
Anna Blaman, De Avonden van Gerard van
't Reve, die me licht onpasselijk maakten.
Waar ik nooit aan gedacht had en waar
ik me werkelijk een hoedje van schrok was
dat Nederland nog altijd het Nederland van
Anton Pieck was. Klein en kneuterig, geveltjes
en deurtjes waar geen twee mensen elkaar
konden passeren, mannetjes met kromme
beentjes en vrouwtjes met vormeloze lijfjes
vanwege gekke kleertjes. We werden in een
Anton Pieck pension gestopt en keken door
het venster naar een prent van Anton Pieck.
Er waren grachten waar zowat elke dag een
auto in kukelde, de enige opwinding in ons
pensionleventje van versleten zeil, een te laag
brandende kachel, boterhammen met jam en
boterhammenworst en stamppot van rauwe
andijvie.
De kou, de zware donkere kleren, het
bemoeizuchtige maatschappelijk werk dat
probeert door te dringen in alle aspecten van
het gezinsleven - 'Heeft uw man al verdien
sten?' - de kille mensen en de benauwende
maatschappij:
Direct aan wal kregen we een kledingkaart
waarop de namen van zaken waar we terecht
konden voor gratis kleding. Vreselijk vond ik
dat, maar bibberende kinderen waren nog
vreselijker. Maar goed, de winkeljuffrou
wen droegen ons korzelig kleding aan die ons
monsterlijk stond. De hele familie werd voor
zien van loden jassen in legergroen. Ik durfde
niet te vragen waar de naam 'loden' vandaan
kwam, later wist ik het wel, maar nu weer niet
en het kan me niet schelen ook, want ik wil
nooit meer in lood lopen. We leken wel op een
gedroste Russische patrouille. De volgende
winkel was de schoenenzaak. De kinderen
verwisselden hun luchtige sandalen tegen
stevige stappers met veters en ik mijn flatjes
tegen laarzen met zolen zo dik als dubbeldikke
bruine boterhammen.
Later verhuist het gezin naar de nieuwbouw
wijk Amsterdam Slotermeer. Het lukt Lilian
maar niet een baan als journalist te vinden.
Haar ervaring en reputatie betekenen niets
in Nederland. Net als bijna alle Indische
repatrianten in die jaren stuit ze slechts op
onwetendheid. Daarom doet ze, nadat ze
een tijd lang als thuiswerk schorten heeft
genaaid, maar kantoorwerk bij de Sociale
Verzekeringsbank.
Opmerkelijk is dat Lilian nog vóór Tjalie in
Onze Brug - onder welke titel de eerste elf
nummers van Tong Tong en Moesson ver
schijnen - schrijft. Haar tante is er namelijk
redacteur in die dagen. Lilian heeft er een
korte column getiteld Tussen U en mij. In de
eerste aflevering waarschuwt ze dat Indische
vrouwen niet alleen maar moeten poetsen:
Allemaal de grote schoonmaak, allemaal
matten kloppen, allemaal boodschappen
doen, allemaal griepen over het weer en de
dure groenten. Is dat de sleur waar ze me
voor gewaarschuwd hebben toen ik nog in
Indonesië zat?
Maar die eerste jaren in Nederland, als Tjalie
bezig is met Tong Tong, zorgt Lilian vooral
voor de kinderen en het inkomen. Lilian heeft
ooit een gedicht geschreven over het leven in
Nederland, getiteld 'Wennen':
Hoe kan ik wennen aan
zware tassen
dikke jassen
harde stemmen
dringen, wringen om voor te gaan
Mijn zinnen sluiten
sluiten buiten
elke drang om te aanvaarden
te aarden in dit
land van wind en kou
Ik wou
dat ik kon wennen
aan het wennen
december 2009 57
Moesson #6 december 2009.indd 57
25-11-09 15:56