Paradijsvogels
en Kroonduiven
Paradijsvogels en kroonduiven
Indische Nederlanders in voormalig
Nieuw-Guinea
Door Tjaal Aeckerlin
KIT publishers: 160 pagina's (hardcover)
ISBN: 9789460220494
Prijs: 24,50
Verschijnt maart 2010
32 Moesson
Moesson #7 januari 2010.indd 32
Indische-Nederlanders in voormalig
Nieuw-Guinea
In de jaren 1945 tot halverwege de jaren
zestig werden 250 duizend Indische-
Nederlanders naar Nederland gerepatri
eerd. Minder bekend is dat velen hun geluk
zochten in voormalig Nieuw-Guinea. Toen
op 27 december 1949 het bestuur over Ne-
derlands-Indië werd overgedragen aan de
Indonesische overheid was Nieuw-Guinea
in de soevereiniteitsoverdracht niet meege
nomen. Enkele duizenden Indische-Neder
landers besloten om dit laatste kroonju
weel als nieuw thuisland te beschouwen.
Het eiland was echter nauwelijks ontgon
nen en bezat amper voorzieningen. Men
ging een onzekere toekomst tegemoet,
maar kon, hoe dan ook, in vrijheid leven.
In een wereld die hen bekend voorkwam
en die betrekkelijk dicht bij hun geboor
tegrond lag. Zij konden niet bevroedden
dat Nieuw-Guinea inzet zou worden in
het almaar oplopende steekspel tussen de
Nederlandse en de Indonesische overheid,
gesteund door de Verenigde Naties en de
VS. Nederland droeg Nieuw-Guinea op 1
oktober 1962 over aan de VN, waarna het
uiteindelijk in Indonesische handen kwam.
De circa 13 duizend Indische-Nederlanders
moesten voor de tweede keer hun land ver
laten. Paradijsvogels en kroonduiven bevat
persoonlijke vertellingen van betrokkenen
die in combinatie met het beeldmateriaal
(circa 200 foto's) een indringend beeld van
deze groep geven.
op de lange, metalen bakken die langs de
cabinewanden bevestigd zaten.
In het middenvlak lag bagage opgestapeld.
Vastgesjorde legerkisten met stamboeknum
mers, volgestouwde plunjezakken, keu
kengerei en enkele kleine meubelstukken.
Naarmate de urendurende vlucht vorderde,
kregen steeds meer kinderen toestemming
om zich tussen de barang te vermaken. On
danks de verveling liet ik me niet verleiden.
Mijn vader, onderluitenant bij het KNIL,
wilde op Nederlands grondgebied uit dienst
treden. Zo kwamen we op Ifar terecht. Een
uitgestrekt kazerneterrein opgebouwd uit
quonsets. Halfronde woningen en opslag
plaatsen, opgetrokken uit hout en gegolfd
plaatijzer. De hoeveelheid ruimte die een
familie kreeg, hing af van de gezinsgrootte
en de rang van de kostverdiener. Elk optrekje
werd gescheiden door triplexwanden. Ik
hoefde weinig moeite te doen om te beluis
teren hoe het onze buren verging. Ifar lag
op vijfhonderd meter hoogte, hemelsbreed
ongeveer twintig kilometer van Hollandia-
Haven. Vanaf het plateau keek ik tegen de
Het hele huis in de Garoetbuurt in Batavia
lag overhoop. Wat niet meekon, en dat was
feitelijk de hele inboedel, verkochten mijn
ouders aan toekang borongans, aan opko
pers. Ik dacht met mijn lenige lijf onder de
kettingkast van de fiets te kunnen kruipen.
Die stond in de woonkamer geparkeerd,
wachtend op een nieuwe eigenaar. Vlak voor
dat de framestang mijn linkersleutelbeen in
tweeën brak, gaf mijn broer zijn zoveelste
waarschuwing. 'Dondersteen, doe nou niet.'
Met mijn linkerarm nog ingebonden, begon
ik aan het volgende avontuur. Ik hoepelde
met een tampah, een ronde, platte schaal
van gevlochten bamboe, tussen twee deuren
door en sloeg met mijn hoofd in volle vaart
tegen een muur. Ook deze gebeurtenis
werd voorafgegaan door een standje van
mijn broer. Enkele dagen later, ongeveer een
maand voor de soevereiniteitsoverdracht,
vertrok ons gezin met een tweemotorig troe
pentransportvliegtuig naar Nieuw-Guinea.
Met mijn gehavende lijf zocht ik een plekje