voorpublicatie O
anderen onderhielden ze sinds de dood van
haar vader nauwelijks nog contact.
'Dan merk je dat je van de koude kant bent,'
zei haar moeder altijd.
Het dek begon te trillen. De scheepshoorn
toeterde weer en voor het eerst bewoog
het m.s. Hooft. Opeens kwam iedereen tot
leven. Mannen tastten in de zakken van hun
pantalons en jasjes, vrouwen maakten hun
tasjes open. Overal kwamen serpentines
tevoorschijn, die overboord werden gegooid
en zich in sierlijke bogen ontrolden, tot ze de
kade bereikten. Er klonken kreten als iemand
beneden een uiteinde had vastgegrepen.
De haven was een kermisterrein geworden,
waar mooie prijzen te winnen vielen.
Hij had best aan dek kunnen komen. Weg
gaan was een feest.
Maruca hoorde het dreunen van de motor.
Ergens toeterden de sleepboten. De lange
linten leken het schip nog even op zijn plaats
te houden en vormden de enige verbinding
met de wal, nu de touwen waren losgemaakt
en het water tussen de kade en de scheeps
wand kolkte en schuimde. Toen maakte de
Hooft zich los. De serpentines - telegrammen
zonder letters - trokken strak en braken,
een voor een. Er werd gejuicht en gejoeld.
Iedereen zwaaide, ook zij, haar rode nagels
als bloemblaadjes die werden verstrooid.
Pas toen de laatste, langste slierten waren
gescheurd kregen ze vaart. Overal was ge
kleurd papier, dat vrij door de lucht bewoog
of op het water dreef. Sommige serpentines
hadden zich om de reling gewonden en wap
perden in de wind: pijlen die wezen naar de
haven. Maruca pakte er een, maakte hem los
en rolde hem om haar vinger.
Het schip gleed langs de strekdam en schud
de de kleine open boten af die overal om hen
heen krioelden. Gezien vanaf het hoge dek
hadden ze iets weg van etenskommetjes,
met hun ladingen vis en groenten. Maar de
Pieter Corneliszoon Hooft had haar voorraden
al ingenomen en voer rustig de lagune uit, de
kleine schepen achterlatend, tot ze ten slotte
alleen over het water gleed.
Verrassend snel werd Java een vergezicht,
met groene contouren die aan elk eiland in
de archipel konden toebehoren. Daar ergens,
op een plaats die nu al onvindbaar was, wist
Maruca haar moeder. De tantes zouden
samen met haar op de achtergalerij zitten. Ze
zouden theedrinken en kijken naar de diepe
schaduw onder de waringin, die hun ogen
koelte bood. Ze zouden de koekjes proeven
die de twee kokkies hadden gebakken in hun
eeuwige concurrentiestrijd: bokkenpootjes
en krakelingen, stroopwafels en kletskoppen,
janhagels en lange beschuitjes met kaneel.
En ze zouden praten over alles, behalve over
schepen die het ruime sop kozen.
'Dag mama,' zei ze. 'Ik kom weer terug.'
Toen leek het land naar achteren te hellen en
weg te glijden langs de ronding van de aarde,
terwijl het schip de andere kant op viel.
Ze bleef staan kijken, ook nadat de meeste
andere passagiers naar binnen waren ge
gaan. Een stevige wind duwde in haar rug,
ging terug naar de verdwijnende kust. De
lucht die langs haar stroomde had haar lang
ingehouden adem kunnen zijn. Op volle zee
was vertrekken niet langer afscheid nemen,
maar opnieuw beginnen. De feesten waren
niet voor niets geweest. Ze had alle reden om
gelukkig te zijn. Al duizenden jaren verlieten
vrouwen hun ouderlijk huis om met hun
man mee te reizen. Nu was het eindelijk haar
beurt. Haar geboorteland vervaagde en werd
een onvaste lijn aan de horizon, die verder
toch zo trefzeker was getekend.
Nog diezelfde middag passeerden ze de
Straat van Soenda. Maruca en Neftali gingen
aan dek en tuurden over het water aan
bakboordzijde. Aan het eind van de zeestraat
moest de Krakatau liggen, de vulkaan die ze
vanaf Java zo vaak hadden bewonderd. Vanaf
het schip konden ze hem niet zien; een klein
eiland benam hun het zicht. Maruca ging op
haar tenen staan, alsof ze zo over Dwars-in V
den-Weg heen zou kunnen kijken, tot aan
de vulkaan die oprees uit de blauwe zee. Het
mocht niet baten. Wel kwamen de herin
neringen: beelden van lome middagen aan
de kust van Java. Neftali was altijd blij om te
ontsnappen aan de sociale verplichtingen in
Batavia; zij vond het fijn om samen met hem
rond te toeren. Loom lieten ze zich rijden
over de kleine kronkelwegen, meebewegend
met de kuilen. In het droge seizoen hing een
stofwolk als een sleep achter de auto. Dan
lieten ze de sopir een inham zoeken en zaten
ze onder de palmen en de pandanbomen. De
baai bracht verkoeling, ook als de zeewind
pas later op de dag zou komen. Ze had
sandwiches laten maken, en kip, die koud ook
lekker was, en een thermoskan met thee.
'In Rangoon arriveerde elke vier maanden
een schip uit Calcutta, met een lading thee
voor Chili,' zei hij op een van die middagen,
toen ze een vrachtschip zagen passeren. 'Dan
moest ik stempels zetten en kon ik rechten
innen. De rest van de tijd had ik niets te doen
en werd ik niet betaald. Als mijn landgeno
ten niet zo van thee hielden, was ik nooit
naar Azië gekomen.'
Even leek de geschiedenis van hun samenzijn
niet meer dan een verhaal: het had ook heel
anders kunnen gaan. Ze zuchtte en legde
haar hoofd op zijn borst. Alles was echt
gebeurd, dat hoorde ze aan het kloppen van
zijn hart, dat voelde ze aan zijn ribben, die
een vlot vormden waarop zij kon drijven. Hij
kuste haar kruin, maakte zich los en begon
zijn broekspijpen op te stropen. Toen liep hij
op blote voeten naar de vloedlijn. Ze zwaaide,
met haar schoenen aan.
'De zee is hier als het bad van een kind,' riep
hij, tot aan zijn knieën in het water.
Een hele poos zocht hij naar schelpen,
aangespoeld koraal en door de zee gebeeld
houwd drijfhout. Af en toe kwam hij haar
de voorwerpen brengen. Ze liet ze door haar
handen gaan, wentelde ze om en om, in de
hoop te begrijpen wat hij erin zag. Dan borg
ze zijn vondsten in haar tasje. Later las hij
haar sonnetten van Shakespeare voor uit de
bundel die hij in Batavia had gekocht. Om
beurten namen ze teugjes cognac uit een
kleine flacon. De gedichten zeiden Maruca
niet veel en het Engels stond ver af van de
administratietaal van het Handelshuis, maar
ze hield van zijn stem en genoot van de trage
monotonie waarmee hij voordroeg, als een
priester die bezwerende formules sprak. De
regels vloeiden in elkaar over en dit moment
zou nooit voorbijgaan.
'Mooi,' zei ze toen hij de bundel neerlegde.
Als hij er zijn adem aan wilde wijden, dan
moest dat wel waar zijn.
Moesson #8 februari 2010.indd 31
februari 2010 31
27-01-10 14: