'Toen ik mijn vader zo zag in die Indische om geving, waar al les leeft en groeit en bloeit, voelde ik hoe gelukkig hij daar geweest moet zijn' Sophie Stein, die later in Nederland bekend zou worden door haar rol van moeder in De familie Doorsnee van Annie M.G. Schmidt, keerde na de scheiding terug naar Neder land. Mijn grootvader en mijn vader bleven in Indië achter. Mijn vader heeft tot zijn twaalfde een echte Indische jeugd gehad. Hij sprak ook Maleis, had Indische vriendjes. Hij is ook altijd met een licht Indisch accent blijven spreken en heeft zijn leven lang een sterke band met Indië behouden. Als hij op straat Indische mensen tegenkwam, vond hij het ook altijd leuk om Maleis met ze te pra ten. Mijn vader sprak zeer goed Maleis, mijn moeder wat minder, maar toch nog redelijk goed. Indië was bij ons thuis altijd aanwe zig. Als mijn ouders iets met elkaar wilden bespreken wat wij kinderen niet mochten verstaan, spraken ze Maleis.' Zijn moeder heette Hermina Augusta Albertina Statius Muller en werd geboren in Bandoeng. Haar ouders hadden eveneens de lange reis naar Indië gemaakt, zij het dat ze niet vertrokken vanuit Nederland, maar vanaf Curacao. Grootvader Statius Muller was militair en werd vanaf de Antillen naar Indië gezonden. 'Er bestaat een mooie genea logie van de familie Statius Muller. Die is heel boeiend om te lezen, omdat die al teruggaat tot ergens in 1400. Je komt van alles tegen: Duitsers, Zwitsers, Schotten en natuurlijk ook Nederlanders. Voor zover ik het heb kun nen terugvinden zijn het allemaal Europese namen. Maar wie weet dat er in de loop der tijd wat donker bloed is bijgekomen. Dat zou natuurlijk best kunnen.' Let op, gebaart Dick Berlijn, want nu wordt het ingewikkeld. 'Toen mijn grootvader Statius Muller op vrij jonge leeftijd overleed, ging mijn oma met mijn moeder terug naar Curacao en vandaar uiteindelijk naar Den Haag. Daar ontmoette ze mijn vader. Die was na het overlijden van mijn opa in Indië in zijn eentje naar Nederland gekomen. Als twaalfjarig jongetje, want hij kon natuurlijk niet alleen in Indië blijven.' Niet lang na hun huwelijk in Nederland vertrokken zijn ouders weer naar Indië. 'Mijn vader was inmiddels officier bij het KNIL. Op Java hebben mijn ouders een aantal zeer gelukkige jaren beleefd tot de oorlog uitbrak. Na de oorlog zijn ze in 1949 weer naar Ne derland gekomen. Mijn twee oudere zusjes hebben nog wel Batavia in hun paspoort staan. Ikzelf ben hier geboren. Evenals mijn jongere broer.' In 1969 ging zijn vader met pensioen. 'Kort daarop vroeg het ministerie van Buitenland se Zaken of hij naar Indonesië wilde gaan om daar de Pramuka, de Indonesische padvin derij, te helpen orde op zaken te stellen. In Indonesië is dat een enorme organisatie met ettelijke miljoenen padvinders. Toen ik een jaar of twintig was, heb ik mijn vader daar opgezocht. Dat was ontstellend leuk, want toen zag ik hem in de omgeving waar hij was opgegroeid. We zijn ook naar Bandung geweest. Daar had hij als kind met zijn vader gewoond. Samen hebben we naar het graf van mijn grootvader gezocht. Mijn vader vertelde dat hij als twaalfjarige jongen vaak een matrozenpakje aanhad, zo'n pakje met een witte kraag. Dat vond hij mooi. Toen we samen de berg opliepen, vertelde hij hoe hij vroeger die weg naar de begraafplaats alleen had afgelegd. Dan loop je naast je vader en dan zie je hem ineens als een twaalfjarige in een matrozenpakje die alleen naar het graf van zijn vader loopt. Dat ontroerde me zeer. Het was wel wat triest dat we het graf niet meer hebben kunnen vinden, want ze waren bezig met het ruimen van graven. Maar die hele reis was een bijzondere ervaring. Toen ik hem zo zag in die Indische omgeving daar, waar alles leeft en groeit en bloeit, voelde ik hoe gelukkig hij daar geweest moet zijn, ondanks de intense ervaringen die hij daar al op jonge leeftijd achter de rug had.' Later, toen Dick Berlijn bevelhebber van de luchtmacht was, is hij nog eenmaal in Indonesië geweest. Op het internationale vliegveld Kemayoran (in 1985 vervangen door de internationale luchthaven Soekarno-Hatta - red) werd een grote vliegshow gehouden, waar de Nederlandse luchtmacht ook aan deelnam. Tijdens een verplaatsing maak ten de genodigden een korte stop op een kleiner vliegveld. Daar zag hij een paar oude hangars uit de Tweede Wereldoorlog staan. Hij vertelde aan een Indonesische officier dat zijn eigen vader aan het einde van de oorlog op Tjililitan had gevlogen. En toen zei die of ficier: 'Daar staan we nu. Dit is Tjililitan.' 'Mijn vader behoorde in 1942 tot de man schappen die werden geëvacueerd naar Australië. Toen hij naar Indië vertrok was hij infanterie officier. De laatste jaren van de oorlog heeft hij als vlieger meegemaakt. Via Australië is hij naar Amerika gegaan, waar hij de vliegopleiding heeft gevolgd en daarna is hij weer terug naar Australië gegaan. Vanuit Australië heeft hij als piloot op een B25 Mitchell missies tegen Japanse schepen gevlogen. Daar waren meer Nederlandse piloten bij betrokken. René Wittert van Hoog land, één van de bekendste van hen, heeft daar een boek over geschreven: Het vergeten squadron. Troost brengen 'Mijn moeder mocht niet van Java af, want de vrouwen moesten blijven. Dat was de oekaze van de Nederlandse regering. Maar mijn moeder was toen vrij eigenwijs, denk ik, want ze zei: interesseert me niks. Als verstekeling van een vrachtschip is ze naar Australië gegaan. Daarom is het jappenkamp haar godzijdank bespaard gebleven. Een van de grootste frustraties van de men sen die de oorlog in Indië hebben meege maakt, is dat er in Nederland alleen maar over de oorlog hier werd gesproken. Indië deed er niet toe. Enfin, je kent die historie wel van de pijn en het verdriet dat nog steeds leeft bij veel Indische Nederlanders. Thuis werd daar ook over gesproken, maar ik heb bij mijn ouders nooit het idee gehad dat ze verbitterd waren. Dat heb ik wel gezien bij vrienden van hen. Die waren vreselijk kwaad over hoe ze zich door de Nederlandse rege- 38 Moesson Moesson #9 maart 2010.indd 38 24-02-10 14:26

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2010 | | pagina 38