Jack Poirrié (83) 'Ik heb zo vaak doorgebladerd dat het bijna uit elkaar valt' H pp k: T.J. Bezemer: Door Nederlandsch Oost- Indië (1905) Jack Poirrié: 'Door Nederlandsch Oost-Indië van T.J. Bezemer, uitgegeven in 1905, vond ik begin jaren vijftig in een boekenstalletje. Net iets voor pa, dacht ik. Na zijn overlijden kreeg ik het boek terug. Sindsdien heb ik het zo vaak doorgebladerd dat het bijna uit elkaar valt. Bezemer heeft met zijn reis door wat hij noemt 'de grootste eilandenwereld der aarde' een enorme culturele en fysieke prestatie geleverd. Met zijn 'natuurgetrouwe' geologi sche beschrijving en heldere beschouwingen van bevolkingsgroepen en individuen, heeft hij een belangrijke aanvulling geleverd op wat er zoal over Indië is gepubliceerd. Teke nend vind ik zijn verslag over het opdagen der 'gevreesde hoofden' van Honitetoe en Roemetita. De door de (Europese) post houder in westerse kledij gestoken strijd bare hoofden maken een schamele indruk, 'omdat de kledij de lichaamsvormen zodanig verbergt dat niets de eronder schuilende kracht en lenigheid verraadt die ik later zo zal bewonderen.' Weinig mensen die zoiets opmerken en zich niet tot hoon of spot laten verleiden. Ook steekt Bezemer de loftrompet over de Siamangs, de zwarte Sumatraanse apen wier typische 'beurtzang' kilometers ver over de wouden reikt. Maar waar wij aan de Kommering wel eens tureluurs van werden. En niet te vergeten het stukje met foto over de dubbeldeks raderboot Al Nori waarmee Bezemer de grote kali Lematang bevoer, een vaartuig van exact hetzelfde type als onze bataljons munitieboot, die 41 jaar later op exact dezelfde kali werd vernietigd. Alle maal nog in de oude spelling opgetekende, nostalgische 'weetjes' van meer dan een eeuw geleden, over een eilandenrijk waar wij onze wortels hebben. En die mij zodanig boeien dat ik er soms over denk om Door Nederlandsch Oost-Indië als familiebijbel te adopteren. Zie ik pa daarboven al goedkeu rend knikken.' 44 Moesson Moesson #9 maart 2010.indd 44 24-02-10 14:26

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2010 | | pagina 44