O tempo doeloe
'Wel zou ik Oebroeg missen
TEKST EN FOTOGRAFI JOHAN BUSSCHERS t
Indië was niet mijn eerste jongensdroom.
Nee, net als mijn oudste broer was dat stuur
man op de grote vaart worden en andere
landen zien en beleven. Maar helaas, op de
lagere school moest ik al een bril dragen
en dat mocht een stuurman niet. Maar
het verlangen naar de wijde wereld bleef.
Doorslag gaf in 1949 een advertentie waarin
het ministerie van Overzeese Gediedsdelen
technici vroeg voor de dienst 's Landswater-
krachtbedrijven in Indië.
Reizen per vliegtuig was toen nog iets bijzon
ders. De voorste rijen van het vliegtuig waren
niet bezet. In verband met de politionele
acties moest rekening worden gehouden
dat onverwacht de landingsrechten in India
konden worden ingetrokken. In dat geval
werd er via Mauritius rechtstreeks over de
oceaan naar Batavia gevlogen en daarvoor
zou dan extra benzine geladen moeten
worden. We konden gelukkig via de gewone
route vliegen. De landen die tegen de politio
nele acties waren, stonden geen vervoer van
militairen toe, dus de passagiers mochten
geen khaki-kleding dragen. We maakten
tussenstops in Cairo, Karachi, overnachtten
in Bangkok en landden op een zaterdagmid
dag op Kemajoran. Die maandag 1 augus
tus moest ik me om zeven uur 's morgens
melden bij de Landswaterkrachtbedrijven
(LBW) op het kantoor van het departement
Verkeer Energie Mijnwezen (VEM) aan het
Molenvliet. Het zou een bijzondere dag
worden, dat begon al met de wandeling. Het
heldere zonlicht zo vroeg in de ochtend, de
vreemde geluiden en geuren. Dat alles gaf
me het gevoel of ik in een droomwereld liep.
Hoewel ik daarna nog 25 jaar in de tropen
heb geleefd, heb ik dat gevoel nooit meer zo
sterk gehad. Het hoofd van de dienst deelde
mij mee dat ik naar de waterkrachtcentrale
Oebroeg bij Tjibadak gebracht zou worden.
Om het bedrijf goed te leren kennen zou
ik daar eerst enige tijd als wachtmachinist
functioneren. Voor de details verwees hij me
naar een dame die ik eerder voor zijn bureau
had zien staan. Dat was Hanny en nadat het
zakelijke gedeelte was geregeld hadden we
een prettig gesprek. We spraken af contact
te houden. Dat contact verliep zo gunstig dat
we een jaar later gingen trouwen.
Bij het huwelijk in het gemeentehuis waren
we alleen met de twee getuigen, er waren
geen andere belangstellenden. (Het was niet
de tijd dat mijn moeder even een retourtje
Djakarta kon nemen en Hanny had haar
beide ouders in het kamp verloren.) Dat gaf de
ambtenaar de mogelijkheid om ons te vragen
of hij voor de voltrekking het Nederlands of
het Indonesisch zou gebruiken. Onze voorkeur
ging uit naar het Nederlands. Dat zou hij
doen, maar dan mochten we daar niet over
praten, want dat was officieel niet meer toe
gestaan. De huwelijksakte was natuurlijk wel
in het Indonesisch, alleen de plakzegels waren
nog in het Nederlands en het oude wapen van
Batavia was afgeplakt en overgestempeld.
Ik werd naar Oebroeg gebracht. Onderweg
passeerden we een gekantelde wagen met
militairen. Er waren gelukkig geen ernstige
gewonden, maar ik kreeg wel het idee dat
het er hier wat anders aan toe ging. Na Tjiba
dak gingen we de bergen in langs een slin
gerende weg in de richting van Pelaboehan-
ratoe aan de Wijnkoopsbaai. De man begon
wat forser te rijden en nam de bochten nogal
snel wat mij deed opmerken dat we toch
24 Moesson
Moesson #10 april 2010.indd 24