De waterkrachtcentrale Oebroeg, ten zuiden aan de Tji-Tatih, en die van Kratjak aan de Tji-Anten, leverden samen met de stoomcentrale in Batavia de elektrische energie voor dat deel van West-Java. niet zo'n haast hadden. Daarop antwoordde hij: 'Ja, maar dan raken ze je niet zo gauw.' Maar dat overkwam ons niet en even later reden we na de brug over de Tjitjatih meteen linksaf het centraleterrein op. En daar stond de centrale met rechts twee zware druklei- dingen naar de machinekamer en links de kali. Daarachter hoogspanningsleidingen, één naar Soekaboemi en een andere naar Buitenzorg en Batavia. In het kantoor maakte ik kennis met de centralechef Bauer, een Indische man en de assistent Bram, een Ambonees. We zaten met z'n vieren aan een eenvoudige lange tafel. Even later werd een rijstmaaltijd bin nengebracht. Ik vroeg of die niet te pedas was. Bram antwoordde dat dat niet was, ze hadden rekening gehouden met mij. Omdat ik wel trek had nam ik een flinke hap en kreeg het gevoel dat mijn mond in brand stond. Het heeft enige tijd geduurd voor ik Indisch eten kon waarderen. De centrale werd bewaakt door een detachement van de 7 December divisie waar ik gelukkig wel eens een Nederlandse hap kon krijgen. De waterkrachtcentrale Oebroeg, ten zuiden aan de Tji-Tatih, en die van Kratjak aan de Tji-Anten, leverden samen met de stoom- centrale in Batavia de elektrische energie voor dat deel van West-Java. De operatie van Oebroeg was afhankelijk van de beschikbare hoeveelheid water en die was soms beperkt. 's Nachts, wanneer de vraag naar elektriciteit laag was, werd maar een klein deel van het water gebruikt; het grootste deel werd opge slagen in de vergaarbak. Overdag werd het water van de kali gebruikt voor opwekking. Het water in de vergaarbak werd bewaard voor 's avonds wanneer de vraag groot was vanwege de lichtbelasting. De vergaarbak werd dan leeg gedraaid en 's nachts weer ge vuld. Zoals er soms een teveel aan water was, kon er ook een tekort aan water ontstaan. Vreemd genoeg was dat dan het gevolg van een bandjir in de kali, vooral door de eerste na de droge moesson, omdat er dan nogal veel struiken werden meegesleurd. Ik zag het al toen ik om vier uur op wacht kwam, het water in de kali stond hoog en stroomde heel snel. Omdat Oebroeg die avond over veel water beschikte hadden wij de 'frequentie regeling', wat betekende dat wij de variaties in belasting van het elektrische systeem moesten opvangen. Geen probleem, totdat na enige tijd minder water door het toevoer kanaal werd aangevoerd. Even later belde de opzichter van de dam in Tjibadak dat het rooster voor het toevoerkanaal bij de dam verstopt raakte doordat er complete bomen en zelfs een buffel voor bleven hangen. Hij had mensen opgeroepen om het rooster vrij te maken maar verwachtte niet dat het snel zou lukken. Het gevolg was dat we nagenoeg geen water meer uit het aanvoerkanaal kregen en zoveel water uit de vergaarbak haalden dat het peil te snel daalde. We moesten dus belasting kwijt en ik belde daartoe de coördinerende wacht in Buiten zorg dat wij de frequentie niet meer konden regelen en dat andere centrales de belasting over moesten nemen. Op mijn verzoek kwam geen reactie en de situatie begon nijpend te worden. Het laatste wat een waterkrachtcen trale moet overkomen is dat het waterpeil zo laag wordt dat er met het water lucht in de drukbuizen wordt gezogen. Dat wordt dan samengedrukt en explodeert zodra het bene den uit de machines komt met alle gevolgen van dien. Daarom begon ik de machines af te regelen waardoor de frequentie in het net zakte tot een onacceptabele waarde. april 2010 25 Moesson #10 april 2010.indd 25 24-03-10 11:28

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2010 | | pagina 25