Geitenkop of onderbroek? O poirrié's perikelen Daan Sahetapy, Hollandia 1951 Zaten we te filosoferen over de volgens ons logische 'overstap' van de beruchte O-bacillen van het Nederlandse fokvee naar het wildvee, begon Boetje te mekkeren over het ruimen van de geiten. Vond hij verschrik kelijk. Boet is nou eenmaal gek op geiten, vooral de jonge bokjes vindt hij leuk. Daarom probeerde ik hem op te monteren en zei dat we ons gelukkig mochten prijzen dat ze die draconische voorzorgsmaatregel niet op ons hadden toegepast toen de Mexicaanse griep dreigde. Vond hij niet grappig. 'Ik weet niet of je het weet', zei hij stroef. 'Geiten moeten het altijd ontgelden, vooral de zogenaamd on productieve jonge bokjes. Die kunnen ze hier aan de straatstenen niet kwijt, dus worden ze met vrachtwagenladingen naar Spanje geëxporteerd om daar te worden geslacht en opgegeten.' En na mij even de tijd te heb ben gegund die gruwel tot me door te laten dringen: 'Heeft een Nederlandse chef-kok ook nog een nieuwe lekkernij bedacht. Raad je nooit, gekruid bokjesvlees aan stokjes, oftewel gewone saté kambing! Slaat die herontdekking natuurlijk zo goed aan dat het vlees niet aan te slepen is en de bokjes hele maal geen overlevingskansen overhouden.' Had hij gelijk, maar vond ik toch dat Boet zich het niet zo moest aantrekken. Er zijn veel ergere dingen in de wereld. Al die echte en vermeende koks bijvoorbeeld, die elkaar dagelijks op de diverse tv-kanalen verdringen en de meest bizarre combinaties verzin nen om zich van de rest te onderscheiden. En de meesterkok die het keukenpersoneel voor oud vuil uitmaakt en met groenten of kookgerei bekogelt als iets hem niet zint. 'Laat die stokjesvleeskerel maar pronken met andermans veren, mijn zegen heeft hij', zei ik tegen Boet. 'En als hij straks een recept voor gekruide geitensoep lanceert, vind ik dat ook prima. Zeker voor jou, want als ik me goed herinner ben jij hartstikke gek op goeleh kambing.' Dat was een schot in de roos. 'Heu- euh, dat je dat nog weet', reageerde Boet ge roerd. Begreep hij ook meteen dat ik op ons 'laatste avondmaal' doelde, bij die Madoe- rees in de Kemoeningstraat in Soerabaja, vlak voor we achter de kawat verdwenen. Wat die kookkunstenaar uit zijn ketel toverde, viel onder de haute cuisine van de straathoreca. Lekker heet, goerih en doortrokken van dat heerlijk ordinaire kampong-aroma, nodigde die goeleh je als het ware uit om je schoenen uit te trekken en aan de kant van de weg op je kont in het gras te gaan zitten schransen. Boet wist ook nog dat het al vrij laat was en we het onderste uit de kan kregen. In positie ve zin, want de goeleh die nog over was had de hele dag en misschien wel een paar dagen gesudderd en dus alles kunnen opnemen aan kruiden en ingrediënten. En uit de geitenkop die op de bodem lag te pruttelen. Dat het echt een geitenkop was, had Boet goed kun nen zien toen de Madoerees dat grote geval voorzichtig opzij schoof om nog wat goeleh voor ons uit de ketel te schrapen. De ogen zaten er nog in, wist hij. Boet is ook niet in zijn eerste leugen gestikt. De vorige keer dat we over dat laatste avondmaal zaten te mijmeren, beweerde hij dat hij eerst had gedacht dat er een gevlekt geitenvel in de ketel ronddreef, maar later tot de ontdekking was gekomen dat het een oude onderbroek was. Maar van wie, wist hij niet. Jack Poirrié groeide op in Batoeradja en woont sinds 1951 in Nederland. Elke maand schrijft Jack Poirrié in Moesson over zijn perikelen. mei 2010 33 Moesson #11 mei 2010.indd 33 28-04-10 15:07 De aan het water gelegen Jachtclub, Hollandia-Haven, circa 1956 één op tien. Het betekende dat er voor de jongedames buitengewoon veel belang stelling bestond. Een deel schroefde hun eisen flink op, aangemoedigd door ouders die het uiterste uit een potentiële huwe lijkskandidaat wilden halen. Het liefst een officier of iemand uit het almaar uitdijende ambtenarenkorps. Wij contractanten zwermden na onze inhuurperiode over heel Nieuw-Guinea uit. Hoewel een behoorlijk percentage, gedesil lusioneerd, terugkeerde naar Indonesië, voor Korea tekende of elke gulden opzij zette om naar Nederland weg te komen. Veelal om van daaruit als emigrant de oversteek te maken naar Amerika en later naar Australië, toen daar de 'White Policy' kwam te vervallen. De DETA bestond slechts een jaar, maar na drie, na vijf, na zeven jaar hoorde ik nog steeds: 'Oh ja... dat was het tuig van Laban.'

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2010 | | pagina 33