Achtergebleven Afrikaanse KNIL-nazaten op Java
reportage O
Vijf jaar lang duurde de zoektocht van journalist Griselda Mole-
mans en fotograaf Armando Ello naar afstammelingen van Afri
kaanse KNIL-soldaten; dwars door Nederland, de Verenigde Staten
en Java. Binnenkort verschijnt het boek Zwarte huid, oranje hart.
Op Java spoorden ze nazaten op die door omstandigheden in In
donesië zijn gebleven en onderaan de samenleving terecht zijn
gekomen. Een persoonlijk verslag.
Buiten de boot gevallen
DOOR GRISELDA MOLEMANS
FOTOGRAFIE ARMANDO ELLO
Het is begin januari en het moessonseizoen
heerst. Eenmaal gearriveerd in het broeierige
Jakarta nemen we contact op met Fransina
Dientje Bonimbie (Salatiga, 1930) die in de
kampong Bungur woont. Op de ochtend van
het interview staat haar zoon Jaffar in de
hotellobby op ons te wachten. 'Laat de taxi
maar achter me aanrijden, want jullie gaan
het huis van mijn moeder echt niet vinden',
grijnst hij. In de stromende regen start hij
zijn motor terwijl zijn dochtertje zonder
helm bij hem achterop klimt. Jaffar heeft
geen onvertogen woord gesproken: wanneer
we de toegangspoort van de kampong pas
seren, komen we terecht in een wirwar van
kleine huizen, winkeltjes en een madrassa
(koranschool), begrensd door een stinkend
riool. Op een bankje bij haar voordeur zit
Dientje Bonimbie te wachten. Haar Indo-Afri
kaanse uiterlijk is onmiskenbaar, terwijl haar
andere zoons en dochter een meer Javaans
voorkomen hebben. Haar nervositeit ver
dwijnt zodra ze de portretfoto's bekijkt die
Armando van andere nazaten heeft gemaakt.
'Nou ja zeg, dat is mijn zus!', wijst ze naar het
portret van haar oudere zus Adriana die in
Heemstede woont. Het ijs is gebroken. Ter
wijl er thee wordt geserveerd, doet Dientje,
de jongste dochter van de Indo-Afrikaanse
KNIL-sergeant Alexander Bonimbie en de
inheemse Rapijah, haar relaas.
'Tante Dien kijken'
Ze is opgegroeid in Semarang waar ze in huis
woonde bij een oudere Indo-Afrikaanse tante
en op school ging bij de Zusters Franciscanes
sen in de wijk Gedangan. Juist op grond van
haar donkere uiterlijk kon ze als twaalfjarig
meisje met de Nederlandse nationaliteit
buiten het Japanse interneringskamp blij
ven. De Japanse legerleiding, die zich geen
raad wist met de donkere Indo-Afrikaanse
bevolking, beschouwde haar als 'donkerder
dan de inheemse bevolking'. Na de Japanse
capitulatie haalt ze haar mulodiploma en
vindt ze een baan bij de Handelsbank in
Jakarta. De grote uittocht van Nederlandse
staatsburgers is dan begonnen. Hoewel haar
oudere broer Freddy ter plaatse bij het Hoge
Commissariaat der Nederlanden werkt, ver
zuimt hij haar in te lichten over de tijdelijke
vertrekregeling. Wanneer Freddy zelf eind
1952 naar Nederland vertrekt, is Dientje te
laat om nog een uitreisvisum aan te vragen.
Als enige kleindochter van de Afrikaanse
KNIL-soldaat Bonimbie blijft ze achter in de
republiek Indonesië en wordt ze Indonesisch
staatsburger.
Na haar huwelijk met Ahmed Jamallullail
bekeert ze zich als rooms-katholiek tot de
islam. Wanneer ze moeder wordt, stopt ze
met werken. 'Het is altijd een druk bestaan
geweest met negen kinderen, maar ik heb
ervan genoten. Toch heb ik mijn broers en
zussen die allemaal naar Nederland zijn
vertrokken, altijd erg gemist.' Pas na dertig
jaar ziet ze haar familie terug wanneer ze in
1988 haar Indonesisch paspoort uitgereikt
krijgt voor een bezoek aan Nederland. 'Mijn
Nederlandse nichtjes kwamen toen allemaal
"tante Dien kijken" omdat ik zo donker ben',
grinnikt ze. 'Wat ik vreemd vind, is dat je in
Nederland altijd van tevoren moet bellen
wanneer je bij iemand langs wilt gaan. In
Indonesië komen we altijd onaangekondigd
bij elkaar over de vloer.'
mei 2010 53
Moesson #11 mei 2010.indd 53
28-04-10 15:09