De Indonesische opvoeding volgens Kak Seto indonesië 0 Een Javaanse sjeik die een twaalfjarig meisje wil trouwen. Een celebrity-echt- paar dat oorlog voert over het voogdijschap van hun kinderen. Straatkinde ren in Jakarta. Opvoedingsexpert Kak Seto Mulyadi maakt lange dagen als grootste kindervriend van Indonesië. Op 4 april vierde 'Grote Broer' Seto zijn veertigjarige strijd voor de rechten van kinderen in Indonesië.' 'Kinderen moeten glimlachen9 DOOR JAN LEPELTAK 'Ik ben in veel verschillende landen ge weest, en ben tot de conclusie gekomen dat Indonesische kinderen in niets verschillen van kinderen elders op de wereld.' Kak Seto zit met een brede glimlach in zijn kantoor in Cirendeu, Zuid-Jakarta. Het kantoor maakt deel uit van een groot huizencomplex met een kinderspeeltuin. Het ligt op een steen worp afstand van Situ Gintung, waar vorig jaar een dodelijke dijkdoorbraak plaatshad. 'Het water stond bijna twee meter hoog rondom mijn huis. Mijn hele gezin was thuis. Gelukkig zijn er geen doden gevallen,' vertelt Kak Seto Mulyadi. De vader van één zoon en drie dochters voert als voorzitter van de Nationale Commissie voor Kinderbescher ming, sinds 1998 onverbeten strijd voor de rechten van kinderen in de archipel. Maar dit jaar vierde Kak Seto op 4 april feest. Het was precies veertig jaar geleden dat Seto de belangrijkste ontmoeting van zijn leven had. Hij ontmoette Pak Kasur, echtgenoot van de bekende presentatrice Ibu Kasur, die een populair kinderprogramma op de Indonesi sche staatszender TVRI verzorgde. 'Ik vroeg Pak Kasur of ik zijn assistent mocht worden. Hij ging akkoord.' Veertig jaar later heeft Kak Seto een franchise van 25 peuterspeelzalen. Ook runt hij een homeschooling-project waarin leerlingen tweemaal per week naar school moeten. Speciale docenten gaan thuis bij de leerlingen verder met de stof. De leerlingen van het project behalen goede resultaten bij nationale toetsen. Koelie Kak Seto kijkt verwonderd als hem gevraagd wordt over zijn motivatie om kinderen in Indonesië te helpen. Maar zijn jeugdgeschie denis maakt alles duidelijk. 'Ik heb een goede jeugd gehad vol aandacht van mijn ouders. Ik groeide op rond een tabaksonderneming in Klaten, Centraal-Java. Mijn vader was directeur van de tabakson derneming. Toen ik zes jaar oud was, had ik twee Nederlandse vriendjes, Erik en Tommy Bokes. Hun vader was algemeen-directeur van deze onderneming. Nog steeds probeer ik ze te zoeken als ik in Nederland ben. Toen ik vier was had ik een kleiner broertje dat ziek was. We hadden beiden malaria en samen werden we in een ziekenhuis opge nomen. Ik werd beter. Maar mijn broertje overleed. Dat heeft een grote indruk op me gemaakt.' Seto was vijftien jaar, toen zijn vader over leed. Een zware tijd brak aan waarin Seto geld moest gaan verdienen voor zijn familie. Het gezin verhuisde met een tante naar Surabaya en Seto werd een manusje-van- alles. Hij verkocht kranten, en kon amper zijn schoolgeld betalen. Toen hij niet werd toe gelaten tot de medische faculteit van de Air- langga-universiteit, vertrok Seto naar Jakarta hopend op een beter bestaan. Daar werd hij tukang parkir, oftewel parkeerwacht, koelie op een bouwterrein, en later huishoudelijke hulp. Het was tijdens zijn huishoudelijk werk, dat hij regelmatig het kinderprogramma van Ibu Kasur op TVRI bekeek. 'In het programma traden allerlei kinderen op. Het was erg populair. Ik zocht het adres op van Ibu Kasur in Cikini en besloot er heen te gaan. Pak Kasur vroeg naar mijn naam en zei: 'Voortaan noemen we je Kak Seto, grote broer Seto.' Dit vormde het begin van Kak Seto's cam pagne voor een nieuw soort opvoeding in Indonesië, gebaseerd op respect en vriend schap tussen ouders en kinderen. Seto's ouders zelf waren grotendeels de strikte Nederlandse opvoeding gewend. 'Ik kan me nog steeds herinneren dat mijn ouders in het Nederlands vloekten, als ze boos waren: 'Vervelend, verdomd zeg.' 'Mijn missie is dat elk Indonesisch kind niet alleen recht heeft op onderwijs, maar het ook daadwerkelijk krijgt. Alle kinderen vin- juli 2010 21 Moesson #1 juli 2010.indd 21

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2010 | | pagina 21