Gurkha in de nadagen van de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië. g
o
zet. Een klein detachement Gurkha's schoot
ons te hulp, vanuit ons huisje beschoten ze
de aanvallers. Wij lagen onder de balé-balé.
De kogels vlogen ons om de oren. Uiteinde
lijk werd de aanval afgeslagen. De Gurkha's
waren zo lief voor ons. We kregen chocola te
eten en ze gaven me een aai over de bol, dat
zal ik nooit vergeten. We hadden al zo lang
geen liefkozingen gehad.'
'Mijn moeder en ik hadden van het overlijden
van mijn vader gehoord en mijn moeder
wilde graag naar Leuwigadjah toe waar
hij begraven lag, maar dat was middenin
onveilig gebied. Een Engelse officier had de
leiding over het detachement. We vroegen of
er niet een transport ging naar Leuwigadjah
en of we mee mochten. Onverantwoord!,
antwoordde de officier. Hij draaide zich om
en terwijl hij met zijn rug naar ons toe stond,
zei hij: "Er gaat een transport om 6.00 uur."
Hij zei niet dat het mocht en hij zei niet dat
het niet mocht. De volgende morgen zaten
we in een brencarrier. Een vrouw van in de
42 Moesson
vijftig en een kleine jongen tussen de tot
aan de tanden toe bewapende, gespannen
Gurkha's. Als kleine jongen was ik me daar
niet zo bewust van. We reden over de Poent-
jak naar Tjimahi. Toen we in Leuwigadjah
aankwamen, was de kampleiding stomver
baasd ons te zien. Mijn vader was in mei 1945
overleden en de leiding had wat van zijn
bezittingen bewaard. Zijn bijbeltje met een
afscheidsbrief voor ons. Maar er was geen
tijd om te treuren. We moesten weer terug
met de Gurkha's.
Leuwigadjah
Rob had maar drie jaar lagere school gehad,
toen hij in 1946 in Nederland aankwam. Hij
wist alles van katti's en pikoels, maar niks
van kilo's en onzen. In het begin in Holland
moest hij van zijn moeder naar de bakker om
koekjes te halen. 'Ik vroeg om een half ons
koekjes, waarop de bakker toen hij me de
twee koekjes overhandigde, lachend vroeg
of mijn moeder soms een feestje gaf. Met
hangen en wurgen heb ik in tien jaar mijn
hbs gehaald, ik doubleerde alles. Toen ging ik
naar de zeevaartschool - een familietraditie -
en begon het echte leven.'
In tegenstelling tot vrienden voelde de nu
79-jarige Rob Piera nooit de behoefte om een
sentimental journey naar zijn kampverleden
te maken. Als zeeman ben ik overal geweest',
vertelt hij. 'Ik heb geleerd dat alle mensen
hetzelfde zijn. We hebben allemaal honger
als er geen eten is, we hebben allemaal
onderdak nodig.'
Toch gaat Piera in 2000 in opdracht van het
Project Uitzending Managers naar Indonesië.
De eisen van de Internationale Koopvaardij
zijn bijgesteld en in één keer worden 70 dui
zend Indonesische zeelieden bedreigd met
ontslag. In samenwerking met het ministerie
van Ontwikkelingssamenwerking en de Zee
vaartschool Rotterdam wordt een 'teaching
the teachers' programma opgesteld. Ook
Rob Piera wordt gevraagd zijn kennis over
te dragen aan docenten van verschillende
Moesson #2 augustus 2010.indd 42
29-07-10 11:58