indonesië 0 De gevangenname van Lapawawoi in 1906. Hij wordt gedragen vanwege een wond aan zijn voet. Links Eilers. Collectie Legermuseum Delft. aan Museum Bronbeek in Arnhem. Toen ik enkele jaren geleden hoorde dat een nakomeling van Lapawawoi nog in leven was, kreeg ik de aandrang om deze man op te zoeken. Was het louter nieuwsgierigheid of toch ook schuldgevoel over het optreden van mijn overgrootvader en wilde ik iets goedmaken? In ieder geval moest ik haast maken, want Andi Mappassisi was de tachtig inmiddels ruim gepasseerd. Klokslag elf uur 's ochtend melden wij ons bij de ingang van zijn woonhuis annex museum. Het pand ligt aan de noordzijde van de alun-alun in Watampone. Het is een van de laatste huizen uit de 19de eeuw en meren deels uit hout opgetrokken. Na 1905 werd het bewoond door de assistent-resident. Er resteren nog wel meer gebouwen uit de koloniale periode maar die zijn van steen en gebouwd in de jaren twintig van de vorige eeuw. Andi Mappassisi woont met zijn familie in de voormalige bediendeverblijven achter het hoofdgebouw dat hij als museum heeft ingericht. We worden ontvangen door een oudere vrouw in traditioneel, rood gewaad en een jongere vrouw in moderne kleding. Nadat we onze schoenen hebben uitgedaan, betre den we een grote ruimte volgestouwd met allerhande bontgekleurde voorwerpen. In het midden staat een aantal stoelen in een U-vorm voor een altaar met een lessenaar. Daarop ligt de eerste koran die door Andi Mappassisi als jongen is gelezen. Wij worden gewenkt om een volgend vertrek binnen te gaan dat al even vol is. Er staat een lage tafel met daarop een theeservies, waar Indone sische gasten in kleermakerszit aan kunnen plaatsnemen. In een kamer daarnaast staan theetafels met stoelen er omheen. Deze ruim te is bestemd om westerlingen te ontvangen. We kijken onze ogen uit. De tafels staan vol met schalen met verschillende soorten taarten, koekjes en pisang goreng. Al dit heer lijks is gemaakt door de jonge vrouw die de schoondochter van Mappassisi blijkt te zijn. Tot onze schrik lijkt op een heel gezelschap gerekend, maar ik had toch echt geschreven dat we met z'n tweeën zouden komen. Na enkele minuten schuifelt een kleine man naar binnen. Hij verwelkomt ons in ouder wets en zorgvuldig uitgesproken Nederlands. Hoewel fragiel en vaak in herhaling vallend, heeft hij de uitstraling van een vorst. Hij spreekt met veel gevoel voor humor over zijn nooit verkregen kroning tot radja van Boni. Eenmaal per jaar op 17 augustus, de dag van de onafhankelijkheid, gaat hij in vol ornaat met groot gevolg op een draagstoel door de stad, als een soort Sinterklaas, zegt hij, 'een valse koning'. september 2010 21 Moesson #3 september 2010.indd 21 26-08-10 11:07

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2010 | | pagina 21