awa
KW
301
m
Al bij haar geboorte deed Meridia stof op
waaien in de stad. Die avond werd ze, na wat
herinnerd zou worden als een zevenentwin
tig uur durende bevalling, blauw en gerim
peld uit Ravenna's baarmoeder getrokken.
Ondanks tien klappen op haar billen weiger
den haar longen ook maar één teug adem
te halen. De vroedvrouw stond op het punt
haar weg te halen toen Ravenna schreeuwde:
'Wat doe je daar, mens? Geef haar aan mij!'
Op rustige toon zei Ravenna tegen de baby
dat nu ze acht maanden ongemak en zeven
entwintig uur vreselijke pijn had moeten
doorstaan, nu haar figuur naar de maan
was, haar borsten waren opgezwollen en ze
haar eetlust kwijt was, de baby op zijn minst
een afscheidskreet voor haar moeder kon
slaken. 'Het kleinste geluidje is al genoeg,' zei
Ravenna. 'Een schreeuw zou nog mooier zijn.'
Ravenna praatte nog enkele minuten door en
wiegde haar dochter zachtjes en pas toen ze
de baby in geuren en kleuren ging vertellen
hoe ze was verwekt - 'als je had gezien welke
schandalige houdingen je vader me dwong
aan te nemen' - begon Meridia te hoesten en
haalde ze voor de eerste keer adem.
'Koppig schepseltje,' gniffelde Ravenna. 'Vind
je jezelf te goed voor deze wereld?'
De vroedvrouw wachtte tevergeefs totdat de
baby ging huilen. Meridia pufte en grimaste
maar huilde in elk geval niet. Een uur later
vertrok de vroedvrouw hoofdschuddend
en zich het hoofd krabbend. Iedereen die
ze tegenkwam vertrouwde ze toe: 'Ik heb
honderd baby's op de wereld gezet maar nog
nooit eentje als zij. De tijd zal leren of het
een engel of duivel is.'
Enkele maanden voor haar eerste verjaardag
schrok Meridia wakker van een verblindende
lichtflits die door de duistere nacht schoot.
Ze hoorde een klap, er viel iets op de grond
en daarna klonk een afschuwelijke schreeuw.
Plotseling greep Ravenna haar uit de wieg en
drukte haar tegen zich aan. Toen Meridia als
driejarige genoeg woorden had geleerd, pro
beerde ze Ravenna te vertellen wat ze had
gezien. Haar moeder zuchtte en mompelde
slechts: 'Laat dat maar een droom blijven,
kind.' Was het dan een droom geweest? Meri
dia wilde het vragen, maar Ravenna had zich
weer over haar groenten gebogen en was
haar reeds vergeten. Haar moeder had een
rechte, gespierde rug, een rug die de grootste
geheimen kon bewaren, vermoedde Meridia.
Aan Monarch Street 24 stond een huis van
glas en staal. Het was gelegen op een hoge
heuvel, had een mansardedak, grote vensters
met glas-in-loodramen en een door narcis
sen omgeven veranda. Een stenen trap leidde
door een glooiende tuin naar de voordeur
waar, wat voor weer het ook was, altijd een
ivoorkleurige mist hing. Marskramers en
bezoekers vervloekten de mist die ervoor
zorgde dat ze in het luchtledige kwamen te
hangen, die er met hun hoed vandoor ging
en hen met afgrijselijke geluiden verjoeg.
Het huis volgde zijn eigen wetten. Op de
houten vloeren weerklonken geen voet
stappen en in deuropeningen verschenen
eensklaps gestalten. De wenteltrap ver
lengde of verkortte zichzelf naar believen. Als
peuter deed Meridia er soms twee seconden
en dan weer twee uur over om van de ene
verdieping naar de andere te komen. Vooral
de spiegels waren verraderlijk: daarin ving
Meridia glimpen van onbekende landschap
pen en allerlei geesten op. Ondanks de grote,
openstaande ramen was het altijd donker in
de vertrekken. Zelfs bij stralende zonneschijn
zagen de schitterendste voorwerpen er bin
nen toch dof en onaantrekkelijk uit.
Het was altijd koud in huis. Zelfs als het
hoogzomer was en er een vuur in de haard
brandde, kon Meridia het niet warm krijgen.
's Ochtends trok de kinderjuffrouw haar
dikke winterkleren aan alsof er bar weer op
komst was. Bij het slapengaan stopte de
beste vrouw haar in met twee of drie dekens
maar nog lag ze te bibberen van de kou. De
kilte kwam uit één kamer in het bijzonder.
Daar deed een ijzige wind dag en nacht de
gordijnen wapperen en de lampen ramme
len. Meridia snapte niet hoe Ravenna in die
kamer kon slapen; haar vader Gabriel deed
het in elk geval nooit. Toen Meridia vier jaar
was, besefte ze dat haar ouders nooit met
elkaar praatten. Op haar vijfde realiseerde
ze zich dat ze nooit alle drie tegelijkertijd in
dezelfde ruimte verbleven.
Overdag bevond Gabriel zich in de studeer
kamer aan de voorzijde van het huis. Wat
hij precies bestudeerde, wist niemand. Op
gedempte toon noemden de kinderjuffrouw
en de dienstmeiden hem een wetenschap
per, een beroemd geleerde en een schrander
investeerder die zijn erfenis had weten te
verdubbelen en alleen nog maar kennis wilde
verwerven. Ze waren allemaal doodsbang
voor hem. Zodra ze zijn schaduw in het oog
kregen, sidderden ze van angst. Gabriel sprak
hen zelden aan. Met een gebaar of een blik
maakte hij zijn bevelen kenbaar,
die door iedereen behalve Ravenna werden
opgevolgd als waren het hemelse geboden.
Meridia had zowel angst als respect voor
haar vader. Gabriel was een lange, elegante
verschijning met een directe manier van
doen, weinig geduld en een onberispelijk
uiterlijk. Hij had een grote kin en een wrede
trek om zijn mond. Zijn donkere ogen hadden
een strenge blik en straalden slechts kilte uit.
Hij liep enigszins scheef waardoor hij eruit
zag als een roofvogel in de aanval. Meridia
had hem nog nooit horen lachen. Zijn afkeer
van haar, waarvan de reden haar pas jaren
later duidelijk zou worden, was het eerste
32 Moesson
Moesson #3 september 2010.indd 32
26-08-10 11:08