Haverkamp binnen. Deze eigenaresse van het door mijn ma gehuurde pand neusde in alle onafgesloten ruimtes, speurde naar bescha digingen in het tegelwerk en zocht naar... ja, waar zocht ze eigenlijk naar? De struise Hollandse dame kon blijkbaar maar moeilijk geloven dat een Indische onderneemster er geen janboel van zou maken. Die vooroorde len bestonden begin jaren dertig nog sterk, maar de Indische mens bezat ze ook. Terugkijkend speelden er, in mijn beleving, binnen de muren van Haverkamp geen standsverschillen. Maar zodra ik één stap buiten het terrein deed, waren ze er wel de gelijk. 'Achter', in de stadskampong - ik hoef de te tuindeur maar te openen - voelde ik me volkomen op mijn gemak. In die eenvoudige mengelmoes kwam ik bij vriendinnetjes over de vloer en leerde hun ouders, broers en zusters kennen. Ik kon er ravotten of gewoon een beetje rondhangen. We voerden onzin nige gesprekken, kamden elkaars haren uit of zaten gevieren rond een dampend bord nasi oedek met sepat van een straatverkoper. Maar ik bezocht ook meisjes met ouders uit de 'betere' kringen. Dan nam ik een school schrift mee om hen, onder het mom van het maken van huiswerk, te ontmoeten. Op het voorerf, want binnenshuis mochten ze mij niet ontvangen. Ik ging netjes op een stoel zitten, paste mijn stemgeluid aan: geen drukke bewegingen en geen uitbundig gelach. Deed ik het wel dan was ik koerang adjar, iemand met weinig manieren. Al vanaf mijn vroege kinderjaren had ik geleerd mijn houding op verschillende situaties af te stemmen en moeiteloos over te schakelen van straattaal naar Maleis, naar perfect Nederlands. Ik was me er toentertijd niet eens meer van bewust dat ik het deed. Tussen volwassenen en kinderen golden ook spelregels. Wilde ik Onkel iets dringends vragen, maar zag ik dat hij in een serieus gesprek met één van de gasten was verwik keld. Dan draaide ik me om en hield gepaste afstand. Het is me nooit met zoveel woorden verteld hoe ik me diende te gedragen. Mijn ma stak geen ellenlange preken af. Ze gaf hoogstens een kleine correctie. 'Elly?' En dan wist ik het al. 'Ja, ma.' Ik leerde vooral door te kijken en te ervaren. Meisjes en jongens? Nog zoiets. Mijn vriend jes kwamen in die dagen Pension Haverkamp eenvoudigweg niet binnen. Vriendinnen? Altijd welkom. Soms vond ik het pijnlijk. Ik werkte - dit speelde jaren later - op het telefoonkantoor. De hele dag door nam ik op met: 'Goedendag, Weltevreden', om vervol gens op het bord in te pluggen naar het nummer waar de beller om vroeg. Na mijn dienst stond er een lieve jongeman klaar om mij op de fiets naar huis te begeleiden. Onderweg spraken we over onschuldige ditjes en datjes. Haal hem binnen en geef hem iets te drinken, dacht ik bij aankomst. Maar Onkel riep enkel: 'Bedankt ja jongen' en 'Dag jongen'. Mijn ouders waren bang dat de knaap wellicht te dichtbij zou komen. De eer van hun dochter en daarmee de familie diende beschermd te worden. Mijn moeder, toch een ruimdenkende iemand - ook deze kwestie deed zich in mijn jonge damestijd voor - had voor mij op een gegeven moment een huwelijkspartner op het oog. 'Bij hem ben je geborgen Elly', ver klaarde ze. Om vervolgens enkele namen van vrouwen te noemen bij wie de eigen keuze verkeerd had uitgepakt. 'Soekoer.' 'Eigen schuld, hadden ze maar moeten luisteren.' Ze liet het idee gelukkig al snel weer varen. Pension Haverkamp draaide een aantal maanden toen mijn zus en twee broers weer in beeld kwamen. Mijn moeder kreeg het, na stevig soebatten bij de instanties, voor elkaar om ze uit het Sint Vincentius gesticht te krijgen. Mijn biologische vader had ze er jaren geleden afgeleverd en ze daarmee voor acht jaar van mijn moeder en mij afgeschei den. Ik deelde van de ene op de andere dag mijn slaapplaats met Emmy. Ik lag naast een vreemdeling, althans zo ervoer ik het. We moesten elkaar opnieuw leren kennen. Zij kwam uit een wereld van strenge disci pline, van poetsen, boenen, schrobben, van gemeenschappelijke slaap- en eetzalen en weinig privacy en vertier. Ik besefte heel goed dat ik had geboft door altijd mijn moeder om me heen te hebben. 'Mij kan niks gebeuren.' De jongens hadden beiden inmiddels een betrekking. Vic reed met een taxi, merknaam Meneer Vane, 'vriendje' en Elly, Antjol Met Emmy richting Bandoeng 30 Moesson Moesson #7 januari 2011 def.indd 30 17-12-10 15

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2011 | | pagina 30