Koetjing garong Paradijsvogels en Kroonduiven Paul (links) met zijn vader op tournee, wateren rond Sarmi 1956 Paradij s vo gels en kroonduiven Indische-Nederlanders in voormalig Nieuw-Guinea In de jaren 1945 tot halverwege de jaren zestig werden 250 duizend Indische-Ne derlanders naar Nederland gerepatrieerd. Minder bekend is dat velen hun geluk zochten in voormalig Nieuw-Guinea. Toen op 27 december 1949 het bestuur over Nederlands-Indië werd overgedragen aan de Indonesische overheid was Nieuw- Guinea in de soevereiniteitsoverdracht niet meegenomen. Enkele duizenden Indische-Nederlanders besloten om dit laatste kroonjuweel als nieuw thuisland te beschouwen. Het eiland was echter nauwelijks ontgonnen en bezat amper voorzieningen. Men ging een onzekere toekomst tegemoet, maar kon, hoe dan ook, in vrijheid leven. In een wereld die hen bekend voorkwam en die betrekkelijk dicht bij hun geboortegrond lag. Zij konden niet bevroedden dat Nieuw-Guinea inzet zou worden in het almaar oplopende steekspel tussen de Nederlandse en de Indonesische overheid, gesteund door de Verenigde Naties en de VS. Nederland droeg Nieuw- Guinea op 1 oktober 1962 over aan de VN, waarna het uiteindelijk in Indonesische handen kwam. De circa 13.000 Indische- Nederlanders moesten voor de tweede keer 'hun land' verlaten. Het boek bevat persoonlijke vertellingen van betrokkenen die in combinatie met het beeldmateriaal (circa 200 foto's) een indringend beeld van deze groep geven. Paradijsvogels en kroonduiven Indische Nederlanders in voormalig Nieuw-Guinea Door Tjaal Aeckerlin KIT publishers: 160 pagina's (hardcover) ISBN: 9789460220494 Prijs: 24,50 32 Moesson Uit gaba-gaba, de bladnerven van de sago, sneed ik met een keukenmesje een boot. Of ik voegde een leeg, ovaalvormig Sauries blik, waarin haring in tomatensaus had gezeten, aan mijn vloot toe. Met mijn verzameling scheepjes kon ik me op het strand uren amu seren. De uitgegraven vaargeulen vulden zich met zeewater, waarna ik mijn maaksels liet ronddobberen. Stukjes aangespoeld koraal en schelpjes dienden als bemanningsleden. In de buitenpost Sarmi, een klein schiereiland aan de noordkust van Nieuw-Guinea, lagen enkele zandwegen waaraan een twintigtal families woonden in huizen van natuurlijke materialen. Hout, gaba-gaba en atap, een dakbedekking van gevlochten palmbladeren. Voor een kind een uiterst overzichtelijke oord. Ons drink- en waswater schepten we met een emmer uit een put. 'Eerst zeven en daarna goed doorkoken', leerde ik al op jonge leeftijd. In de avonduren brandden er bin nenshuis petroleumlampen om ons van licht voorzien, hoewel we op de bonnefooi ook Moesson #7 januari 2011 def.indd 32 wel van het ontoereikende dorpsaggregaat gebruik maakten. Het verre Nederland kwam op het schooltje middenin Sarmi uitgebreid aan de orde. In de ochtenduren stampte ik in mijn hoofd dat er in de provincie Utrecht veen, rivierklei en zandgronden te vinden waren. Om een paar uur later een groepje Papoea's hun matoa's, zoete lycheeachtige vruchten, te zien ruilen tegen lempeng, een plak tabak, bij het win keltje van vadertje Lin. De grondsamenstel- ling van het land waar ik leefde kwam nooit ter sprake. Sterker nog: onze leerkracht, een verwoed dwarsfluitspeler en liefhebber van folklore, liet zijn leerlingen kennismaken met de klompendans. Op de vrolijke tonen van volkswijsjes maakte ik stampbewegingen, afgewisseld door hupjes en zwierige draaien. Voor het Koninginnedagprogramma werden we aangekondigd als een van de hoogte punten. Tijdens het optreden zag ik vanuit mijn ooghoeken hoe mijn broers Jan en Jack, grijnzend, op de melodie meeklapten. 17-12-10 15:36

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2011 | | pagina 32