"Ik heb het altijd gemakkelijker gevonden om met Indo's te communiceren, ondanks enkele onhebbelijkheden, zoals te laat komen op afspraken bijvoorbeeld" de manier waarop wij met onze omgeving omgaan zijn uitvindingen. Niet politiek, niet boeken maar uitvindingen. Kijk maar naar hoe met internet en de mobiele telefoon onze levens de laatste twintig jaar totaal zijn veranderd.' In Stand van de sterren rukt de moderne tijd ook op in de levens van de familie Sjamsud- din. Maar tegelijkertijd laat Retel Helmrich zien dat er nog altijd plekken op de wereld zijn, waar de ontwikkelingen minder snel gaan. Het contrast tussen het chaotische leven in Jakarta en het harde bestaan in haar geboortedorp, de plek waar Rumidjah naar terugkeert, is nog altijd groot. Zijn moeder werd geboren in hetzelfde dorpje als Rumidjah, vertelt Retel Helmrich. 'Daar woont nog altijd familie van mij. Het is er nog steeds heel basic. Twee keer per dag komt er een trein langs, ander verkeer is er nauwelijks. Leonard Retel Helmrich is de zoon van een Indonesische moeder en een Hollandse vader die in Indië is geboren. 'Mijn vader is van 1902, in 1974 is hij overleden. Voor de oorlog was hij planter, na de oorlog werd hij journalist. Mijn grootvader was dat ook.' In 1957 vertrok het gezin Retel Helmrich naar Nederland om zich in Tilburg te vestigen. 'Thuis waren we met tien kinderen. Ik ben de eerste van het gezin die in Nederland is verwekt en geboren.' Zijn broertje van wie zijn moeder in verwachting was toen het gezin uit Indonesië vertrok, overleed enkele uren na de bevalling in Nederland. Lange tijd was Leonard Retel Helmrich nauwelijks geïnteresseerd in zijn Indonesi sche achtergrond. Naar Indonesië hoefde hij niet. Wat had hij daar te zoeken? Tot hij een keer werd gevraagd om met een tv-ploeg als cameraman mee te gaan naar Indonesië. Op aanraden van zijn zus Hetty Naaijkens-Retel Helmrich - die inmiddels zijn vaste produ cent is en die onlangs zelf de documentaire Contractpensions-Djangan Loepah! maakte - nam hij de opdracht aan. Zijn eerste kennismaking met Indonesië was een vreemde gewaarwording. Hij voelde zich direct thuis en verstond veel Indonesische woorden op straat. Hij was veel meer Indo nesiër dan hij had gedacht. En dat terwijl hij zichzelf vroeger ook niet eens als een Indo beschouwde. 'Ik vind Indo-zijn een kwes tie van cultuur. En thuis ben ik niet op die manier opgevoed. Aan de andere kant waren mijn meeste vrienden Indo's. Ik heb het altijd gemakkelijker gevonden om met Indo's te communiceren, ondanks enkele onhebbe lijkheden, zoals te laat komen op afspraken bijvoorbeeld, de djam karet. Als je met Hol landers omgaat, zitten daar meer rituelen aan vast. Je moet bijvoorbeeld heel goed op je woorden letten. Toen ik opgroeide, waren de mensen hier nog nauwelijks gewend aan mensen die ergens anders vandaan kwamen. In Tilburg was dat helemaal het geval. In Contractpensions van Hetty kun je goed zien hoe we werden behandeld. Dat was echt schrijnend. Als kind trek je dan al snel naar Indische vrienden.' Maar echt opgaan in een Indische gemeenschap was ook niet aan hem besteed. 'In al die Indische gemeenschappen werden ook Indische avondjes georganiseerd en mijn vader werd daar wel voor uitgeno digd, maar mijn moeder zagen ze liever niet, omdat ze Indonesisch was. Op grond daarvan heb ik gezegd: met die lui wil ik niks te ma ken hebben.' Zijn moeder overleed in 1990. 'Op de begraafplaats in haar geboortedorp hebben we een steen gelegd met haar naam: Theresia Asjem Abdulsamad. Het was haar grootste wens om weg te gaan uit Indonesië. Dat is haar na de oorlog gelukt. Mijn vader wilde liever blijven, maar mijn moeder wilde weg. Toch heeft ze zich in Nederland nooit thuis gevoeld. Ze sprak Nederlands, maar dan met een Indonesische grammatica. Mijn moeder heeft nooit op school gezeten.' Dan vertelt hij een ontroerend verhaal: 'Mijn moeder vertelde me vaak dat ze als klein meisje tot in de toppen van de palmbomen klom. Als de mensen haar vroegen wat ze daar deed, antwoordde ze: "Ik wil kijken waar ik later naartoe ga reizen." Voor mijn moeder was het duidelijk: ze wilde daar weg. Mijn grootvader was geestelijk moslimleider van het dorp en had drie dochters. Elke dochter zou na zijn dood een stuk sawa krijgen. De oudste dochter was al getrouwd en haar man wilde ook met mijn moeder en het jongste zusje trouwen, zodat hij dan al het land van mijn opa in bezit zou krijgen. Mijn moeder wilde dat niet. Maar ze had geen geld om weg te gaan. Haar enige bezit was een geit. Die wilde ze verkopen om haar reis naar Bandoeng te betalen. Toen overleed mijn grootmoeder. De man van mijn moeders oudste zus heeft toen haar geit laten slachten. Protesten van mijn moeder hielpen niet. Vindingrijk als ze was heeft ze toen eendeneieren uit nesten gehaald en die door de kippen laten uitbroeden. De eendjes die werden geboren heeft ze grootgebracht, tot ze groot genoeg waren om te verkopen. En toen heeft ze de trein naar Bandoeng genomen. Daar heeft ze gewerkt bij het Rode Kruis, waar ze mijn vader heeft ontmoet, die uit het jappenkamp kwam.' Het is een verhaal dat hij jaren geleden ook al aan Moesson vertelde, maar het blijft een prachtig verhaal. En zou hij zo'n juweel dan niet willen verfilmen? 'Dat zou dan een speelfilm moeten worden', zegt Leonard Re tel Helmrich. 'Maar wie weet. Wie weet.' O Het interview met Leonard Retel Helmrich en Hetty Naaijkens van 1 juni 2002 herlezen? Dat kan in onze online jaargangen op www.moesson.com februari 2011 45 Moesson #8 februari 2011.indd 45 27-01-11

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2011 | | pagina 45