interview
'Op de lagere
school mocht
ik als enige
uit de klas
op televisie
naar De stille
kracht kijken
met Willem
Nijholt in
de hoofdrol.
Toen ik later
in kringen
van bekende
Nederlanders
terecht kwam
heb ik aan
Willem ver
teld dat ik als
kind verliefd
op hem was.
Adoezei Wil
lem, daar was
jij toch véél
te jong voor?
Dat moet je
maar uit het
interview
weglaten
en vijf toen ze eruit kwam. Ze herinnert zich het appel
nog. Dat ze in de zon moesten staan.'
'Na de oorlog is het gezin herenigd en al snel gere
patrieerd. Mijn oom, de broer van mijn moeder, is in
Nederland geboren. Hier om de hoek, op de Raadhuis
straat. Eind jaren veertig keerde het gezin weer terug
naar Indië in de hoop toch van iets hun oude leven op
te kunnen pakken. Maar dat ging natuurlijk niet en
spoedig verlieten ze Indonesië voorgoed. Mijn moeder
heeft het eerste jaar van de hbs nog daar gedaan en de
rest in Nederland.'
'Ik ben in Dordrecht opgegroeid. Met aan de ene kant
mijn Dordtse oma en opa en aan de andere kant mijn
Indische grootouders. Op zondag kwamen alle broers
en zussen van mijn grootmoeder bij haar thuis. Met
een pan op schoot in de auto of in de trein. Acht ooms
en tantes en al hun kinderen. Ik herinner me vooral de
verhalen van mijn grootouders over... toch wel over het
kamp. Maar ook over hun jeugd, hoor.'
Je voelde dat er wel een kloof was tussen je Indische
en Hollandse familie?
'Als kind sta je niet stil bij de contrasten. Je vindt alles
best. De Indische familie was expressiever: drukke,
lawaaierige mensen. Net als ik eigenlijk. Mijn andere
grootouders vonden alles raar. Zonder het me te reali
seren, was ik als kind getuige van een botsinkje tussen
culturen. Kloof is een groot woord. Dordrecht ligt
tussen de Hoekse Waard en de Alblasserwaard in, dus
wat wil je? Het blijft een eiland, ook al valt het niet op,
en mijn Hollandse grootouders kwamen liefst niet van
dat eiland af. Mijn andere grootouders zijn later zelfs
doorgeëmigreerd naar Californië. Via de kerk. Rond de
tijd dat ik geboren werd. Mijn moeder, al getrouwd,
bleef als enige achter toen haar ouders en broers met
het vliegtuig, met twintig van die koffers, vertrokken
- ik heb nog zo'n koffer, zo'n oude Indische koffer. Mijn
grootouders vonden het in Nederland niet zo leuk. Ik
heb nog een knipsel van hun aankomst in Bakersfield:
'Dutch-Indonesians arrive'. Daar woonde een neef van
ze. Die oom Leen heb ik een paar keer ontmoet. Hij
sprak die prachtige combinatie van Nederlands, Indisch
en Amerikaans. Mijn grootouders namen dat accent
later weer mee terug naar Nederland.'
'Het is natuurlijk wel wat: ineens in zo'n raar, koud
land. Niemand weet iets van je of vraagt iets over je.
Wij woonden in een straat met veel Indo's - tenmin
ste, in mijn herinnering. Ik had ook een Indische oma
als buurvrouw. Niet mijn echte oma. Mijn moeder
zal in afwezigheid van haar eigen moeder naar haar
Indische buurvrouw toegetrokken zijn. Als kind zei ik
altijd dat ik drie oma's had. Dat kan niet, antwoordden
de mensen dan. Maar ik heb haar mijn hele leven oma
genoemd en toen zij doodging, heb ik daar net als bij
mijn echte oma veel verdriet van gehad.'
'Ik denk er wel eens over om zelf ooit een boek te
schrijven over onze familiegeschiedenis. Het gezin van
mijn oma, de Van Swieten's, bestond uit vier broers en
vier zussen. Dat is een mooie vorm. Al die kampverhalen
uit mijn jeugd. Een neef van mijn moeder was heel lang
voor zijn leeftijd, zodat de Japanners dachten dat hij veel
ouder was en hem naar de Birma spoorlijn wilden stu
ren. Ze hebben hem als twaalfjarige zodanig afgeran
seld dat hij zijn hele leven licht gehandicapt is gebleven.
Leer mij je liefhebben van Kristine Groenhart - dat dankzij
onze tussenkomst is verschenen - gaat over de Indische
tijd van haar moeder en grootmoeder. Kristine en ik ken
nen elkaar al dertig jaar, sinds onze middelbareschool
tijd in Dordt, maar nooit hebben we van elkaar geweten
dat onze moeders. We schaamden ons er niet voor of zo,
maar hadden het er gewoon niet over wie Indisch was of
niet. Ben je pinda?, vroegen mensen wel - dat zou ik zelf
nooit vragen (en aan mij wordt het natuurlijk ook zelden
gevraagd). Maar als iemand over andere Indo's vroeg of
ze "pinda" waren, stoorde me dat.'
'Er zaten bij mij in de klas geloof ik wel vijf kinderen
aan wie je direct kon zien dat ze Indisch waren. Toch
heb ik me er toen, afgezien van een spreekbeurt over
Jappenkampen, nooit erg mee bezig gehouden. Bij mij
zie je mijn afkomst er niet zo aan af met mijn lichte
huid en lichte ogen. Op vakantie word ik makkelijk
bruin en dan neigt iedereen ernaar dat ik Frans of
Italiaans ben. Vanwege een gemengd, onbestemd iets
wat van alles kan zijn. Hoe Indisch ben ik nou eigenlijk?
Ik heb een te grote neus voor een Indo.'
Ben je wel 's in Indonesië geweest?
'Nee. Ik heb nooit veel interesse gevoeld voor Indonesië
als land, maar des te meer voor het Nederlands-Indi
sche. Die rare situatie. Dat die boertige, steile Neder
landers opeens in dat zinderende, exotische, erotische
Indië terecht kwamen. Dat hele kromme daaraan. Die
geestelijke omwenteling. Net als in mijn werk vind
ik de sociologische aspecten leuker dan de literaire.
Ik hou erg veel van literatuur, hoor, maar ik vind mijn
auteurs interessanter dan hun boeken. Ik zie mezelf
ook meer als auteursbegeleider dan als manuscrip
tenbegeleider. Het hele productieproces - redactie,
correctie, vormgeving, druk - boeit me niet. Tot aan
de publiciteit. Ik ben succesvol geworden omdat ik in
eerste instantie geïnteresseerd ben in mensen. Ik vecht
voor mijn schrijvers. Probeer een warm huis te creëren.
Bowlingavondjes. Borrels. Gustaaf Peek, die afgelopen
14 Moesson
Moesson #9 maart 2011_pim.indd 14
24-02-11 16:18