De Indische
pers
Tempo Doeloe
grote hardhouten doos. In ieder geval in de
jaren dertig van de vorige eeuw waren lees
trommels vooral van blik. De inhoud bestond
uit dertig tot veertig Nederlandse, Franse,
Duitse en Engelse tijdschriften en enkele
romans, zowel Nederlandse als buitenlandse.
Er bestonden ook - voor eenvoudige milieus
- 'Hollandse' trommels met daarin uitslui
tend Nederlandse tijdschriften en romans.
Om de week (op zaterdag of zondag) werd
de trommel omgewisseld voor een met een
nieuwe inhoud. De 'oude' trommel ging naar
een zogenaamde 'nalezer'.
Leestrommels werden beheerd door leesge
zelschappen die een contributie van circa vijf
gulden aan 'voorlezers' en van tweeënhalve
gulden per maand aan 'nalezers' vroegen. Er
was echter nogal wat variatie. Uit een adver
tentie uit 1932 komen we bijvoorbeeld te we
ten dat het Bataviase leesgezelschap Visser
Co een trommel distribueerde onder zeven
verschillende adressen: de eerste vier lezers
betaalden zes, de volgende twee vierenhalve
en de nalezer drieënhalve gulden per maand.
Voor de 'Hollandse' trommel werd ongeveer
de helft van die bedragen gevraagd.
Overal op Java en in de grotere plaatsen
in de Buitengewesten bestonden leesge
zelschappen. Er moeten er vele honderden
zijn geweest. De Bataviase uitgever G. Kolff
beheerde er in 1917 niet minder dan elf die de
namen droegen van de stadsbuurten waar
zij hun klandizie hadden. Zij beschikten door
gaans over een aanzienlijke voorraad boeken.
Het leesgezelschap Lectura in Djokjakarta
maakte in 1929 reclame met zijn 'prachtige
leesbibliotheek van 7000 boekwerken'.
Wat er aan serieuze lectuur in de trommel
zat werd, zo weten we uit verschillende
bronnen, veelal terzijde gelegd, maar 'van de
Vie Parisienne en Simplicissimus daarentegen
werd des te meer gesmuld, en van een of an
der pikant fransch romannetje niet minder',
aldus een Soerabajase krant.
De boekhandel
Met de snelle groei na 1900 van het aantal
Nederlanders in de kolonie kwamen er in
de steden steeds meer boekwinkels. Zij
beschikten in het algemeen over een rijk
assortiment. J. Lutteken, terugkijkend op
zijn vijfentwintigjarig dienstverband bij de
bekende boekhandel Vorkink in Bandoeng,
verklaarde in 1939 dat de leesgezelschappen
vroeger een soort van abonnement hadden
bij boekhandelaren in Nederland, maar dat
zij nu in de plaatselijke boekwinkel hun eigen
keuze konden maken. Hij merkte verder op
dat de belangstelling van het publiek voor 'de
eigenlijke literatuur als kunst' door de jaren
heen zeer matig was gebleven.
Die informatie stemt overeen met wat we
uit andere bron weten. In de boekhandel kon
men vooral terecht voor ontspanningslec
tuur. In de eigentijdse literatuur was men
nauwelijks geïnteresseerd. Waar de lezer
wel belangstelling voor had vertelde een
bibliothecaris: het gros van de leners valt op
boeken van Zola en andere 'schuine dingen'
of op boeken 'met tien moorden om een
dubbeltje'. En: 'De schuimste merken vind
je natuurlijk onder die ouwe heren van om
en bij de 50. Hoe pikanter, hoe liever; daar
gnuiven ze van.'
Bibliotheken
Redelijk tot goed voorziene openbare biblio
theken bestonden alleen in de grote steden.
Onder de bezoekers waren relatief veel Indo
Europeanen. Zij konden de zestig gulden
contributie per jaar aan een leesgezelschap
vaak niet betalen en beschikten dus niet over
de leestrommel. Het lidmaatschap van een
bibliotheek kostte in de jaren twintig een
gulden per maand. Ook Indonesiërs - wes
ters opgeleide jongelui - konden er boeken
lenen en deden dat ook.
Hier en daar bestonden ook door particu
lieren beheerde bibliotheekjes. De 'meeste
boeken', lezen we, 'worden verkregen door
schenking en door aankoop op de jaarlijk-
sche venduties der leesgezelschappen'. Elders
wordt opgemerkt dat die 'bibliotheekjes
in den regel gevuld zijn met de uitgelezen
romans van leestrommels'.
Indonesische lezers
De Commissie voor Volkslectuur (kortweg
'Volkslectuur', onder de bevolking bekend
als Balai Poestaka) hield zich bezig met de
lectuurvoorziening aan Indonesiërs. Haar
activiteiten waren indrukwekkend. Niet al
leen was zij actief als uitgeefster van lectuur
in inheemse talen (vooral Maleis, Javaans en
Soendanees), maar zij beheerde ook overal
op Java aanwezige volksbibliotheken, waar
van er in 1930 drieduizend waren. De totale
hoeveelheid uitleningen bedroeg meer dan
twee miljoen per jaar.
Vooral vertaalde werken waren in trek.
Het meest uitgeleend werden Oltmans' De
Schaapherder en Alleen op de wereld van
Hector Malot. Veel gelezen werden ook De
leeuw van Vlaanderen van Hendrik Conscien-
se, De drie musketiers van Alexander Dumas,
Kiplings Junglebook en De reis om de wereld
in tachtig dagen van Jules Verne.
'Volkslectuur' had ook bibliotheekjes met
Nederlandstalige lectuur onder haar hoede.
Ze bevonden zich vaak in Hollands-Inland-
sche scholen en waren behalve voor de
leerlingen eveneens beschikbaar voor (Indo-)
Europeanen. Ook hier trok het romantisch-
spannende genre de meeste belangstelling.
De boeken van Johan Kievit waren eveneens
populair, vooral die over Dik Trom met de
tekeningen van Johan Braakensiek. Naar de
eigentijdse Nederlandse literatuur was, zoals
in het totok-milieu, nauwelijks vraag.
maart 2011 33
Moesson #9 maart 2011_pim.indd 33
24-02-11 16:20