De wind woei over haar heen.
Een vogel vloog
voorbij, met een kreet door de lucht.
En zij lag daar in haar slaap,
geborgen in hoge onaantastbaarheid.
voorpublicati
Maar opeens doemde er in de verte, aan de
rechterkant van de weg, iets noodlottigs op.
Wat, dat wist ik niet dadelijk. Ik kon het nog
ternauwernood onderscheiden. Een kleine
groep mensen leek het wel, geschaard om
iets dat op de grond, langs de berm ge
beurde. Ik naderde. Het was inderdaad een
groep mensen; Maleiers. Sommigen staande.
Sommigen neergehurkt. En het was onloo
chenbaar: het noodlottige hing voelbaar over
hen. Ik liet mijn wagen stilhouden en stapte
uit. De staande mannen weken eerbiedig
uiteen, toen ik in hun midden trad. Ik keek
naar de neergehurkte mannen. Zij zaten in
een ovale kring rondom de roerloos uitge
strekte gestalte van een Maleis jong meisje.
Daarnaast zat een stok - oude inlandse
vrouw neergehurkt. Bij mijn nadering begon
de oude vrouw te jammeren, stak een pezige,
bruine hand uit en wilde het liggende, als
slapende, meisje over het gezicht strelen. Ze
werd daarin zacht verhinderd door een van
de naast haar hurkende mannen. 'Laat dat
na, grootmoedertje,' zei hij vriendelijk maar
streng, de hand van de oude vrouw vasthou
dend, 'u ziet het toch, het meisje is dood...'
'O, Allah, Allah!' klaagde het oudje luidkeels,
zich in haar smart heen en weer wiegend als
kon zij de pijn niet verdragen.
'Wat is er gebeurd?' vroeg ik.
'Zij kwamen van ginds, van dat rijstveld,'
antwoordde een van de overeind staande
mannen, wijzend, 'deze oude vrouw en dat
meisje, haar kleindochter.'
'O, Allah. Allah.!' klaagde de oude vrouw.
'Zij kwamen over het voetpad, tussen die
struikenwildernis door en stonden onver
hoeds op de rijweg.'
'La-illah-Allah!'
'Er kwam een zware vrachtauto aan. Hij
moest voor iets uitwijken. een hond mis
schien, of een geit.'
'Allah, Allah-ah!'
'Misschien ook is zij slechts van de schrik
doodgebleven!'
'Allah! Allah!'
'De bestuurder schijnt het niet eens gemerkt
te hebben. Hij is doorgereden in volle vaart.
En nu ligt zij hier, langs deze berm.'
Ik boog mij naar haar neer. Nooit had ik iets
mooiers gezien! Een Maleis meisje in al de
teerheid van maagdelijke ontbloeseming.
Op haar rug lag zij, als in een vredige, diepe
slaap, met geloken ogen en even geopende
mond, waarin het zachte blinken van blanke
tanden was. Zij lag met sierlijke armen langs
het tengere, in een vrolijk gebloemde sarong
gekleed lijfje; de kleine, bruine voetjes naast
elkaar, de hals als gaaf, zacht brons, het
gezichtje van een vertederende schoonheid
in de ontroerende overgang van kind tot
jonkvrouw. Niets verried de gewelddadige
dood die haar getroffen had, zó snel, zonder
een teken na te laten. Niets verried de dood
zelf, dan alleen de mateloze stilte die over
haar gekomen was en waarin zij nu, roerloos,
lag. De zon scheen op haar neer. De wind
woei over haar heen. Een vogel vloog voorbij,
met een kreet door de lucht. En zij lag daar in
haar slaap, geborgen in hoge onaantastbaar
heid.
'U moet haar niet meer aanraken, groot
moedertje,' vermaande zacht de man, die de
bevend weerstrevende, want nog liefko
zen willende hand van het oude wijfke in
bedwang hield. 'Zie, zij behoort immers niet
meer tot ons. De dood is heilig, want hij is
's voorbeschikking. Laat haar over in de
dood en ga zelf terug naar het leven, dat voor
u nog niet ten einde is. Laat haar over, wij
zullen haar voor u opnemen en toevertrou
wen aan de schoot van de aarde, waarin zij
slapen zal, op haar zijde, met het gelaat naar
de stad van de Profeet, totdat het ogenblik
zal aangebroken zijn, waarop de doodsenge
len het graf zullen openen en haar opwekken
tot de eeuwige dag, die bij God is.'
Het oude wijfje zweeg. De tranen dropen
langs haar haveloze wangen.
'En beween haar niet,' zei de man nog en
hij veegde met een gebaar van oneindig
mededogen een vale haarsliert van haar
oud, gekerfd voorhoofd weg. 'Beween slechts
uzelf, omdat u op uw oude dag verstoken
bent van de hulp van de jeugdige.'
Een ogenblik stond ik daar nog. Toen groette
ik zacht en werd zacht wedergegroet en ik
verwijderde mij. Ik stapte in de auto. En ik
reed verder over de witte grindweg, die tot
ver voor mij uit lag. Voor het eerst had ik
een dode gezien. Voor het eerst had ik de
dood gezien. Hij was tussen de levenden,
een onderdeel van het leven. Ik had mijn
tocht onderbroken en had hem eindelijk
ontmoet. En ik zette mijn tocht voort en liet
hem achter mij. De zon scheen. Het was zo'n
prachtige morgen. Alles was vredig. Alles was
open. Eindelijk was ik bevrijd.
NEDERLANDSE FILMKLASSIEKERS
Bosan van door maar door lezen? In de Moessonshop
kunt u de verfilming van Madelons bestseller Rubber uit
1936 bestellen! Maak 9,99 (plus 2,- verzendkosten)
over op rekening 6685 t.n.v. Moesson in Amersfoort
o.v.v. 'Rubber' en u krijgt de dvd thuisgestuurd.
E-shoppen kan ook op www.moesson.com
maart 2011 45
Moesson #9 maart 2011_pim.indd 45
24-02-11 16:21