interview "Die stroom mensen op hun brommers en in hun auto's op weg naar hun werk. Niemand zegt wat te gen elkaar. Wat is dit voor een leven?" ophouden. En dan ging ik nog even door, en dan werd ik opgesloten in de isoleercel. Op mijn achttiende wilden ze me nergens meer hebben. Ik vocht niet - ik heb een keer een fles melk door de zaal gegooid, maar ja, toen hadden ze mijn gitaar gesloopt. Maar ik was geen vechtersbaas, ik was kritisch en daar konden ze niet tegen. En nu kunnen ze er nog steeds niet tegen? Het zal wel in mijn karakter zitten. Het is een kant van me, ja, vrees ik toch wel. Eerst is dat onderdrukt door mijn vader en in die tehuizen hebben ze geprobeerd het te on derdrukken door me op te sluiten en me weg te sturen. Hoe kun je van een maatschappij houden als ze je niet willen? Je ziet er niet uit zoals zij dat willen - je bent een Indo hè - je hebt je school niet afgemaakt. Je kunt geen werk vinden. Toen ik achttien was zwierf ik over straat met mijn gitaar. Ik weet niet meer hoe ik die jaren ben doorgekomen, ik heb een moeilijke tijd gehad tot mijn 25ste. Uitje boeken begreep ik dat een van je hoofdpersonen een psychose heeft gehad. Heb ik ook gehad. In 1973 werd ik psycho tisch. Ik werd helderziend gewoon, klaar. Ik werd ergens een huis uit getrapt - huurach terstand - en kwam een oude vriend tegen. Zijn ouders waren net overleden en hij zei: kom maar in mijn huis wonen. Ken je die film van Polanski? Van die vrouw die in een huis zit en daar helemaal gek wordt? Gek van eenzaamheid en zo psychotisch als de hel? Dat heb ik meegemaakt. Ik zag geesten en daar was ik hartstikke bang voor. 's Nachts hoorde ik geluiden en de lampen gingen aan en uit. Dat soort spookverschijnselen. Ik ga mijn bed uit, loop de huiskamer in en de radio staat aan. Dus ik doe alle lichten aan. Ik durf niet meer te slapen. En het water liep niet meer weg, het raakte verstopt en de buren kwamen aan de deur: er is een lekkage. Ik liep bij een psychiater in die tijd en ik zei: ik word gek. Hij gaf me hele zware medicijnen. Ik was compleet buiten westen, liep als een zombie over straat en de straat, dat was heel eng, die bewóóg. Ik durfde alleen nog maar over straat samen met een vriend en ik liep zó: met mijn handen langs de muur. Het was een afschuwelijke tijd. Toen ik was opgeknapt ging ik werken bij de Dienst voor het Stoomwezen - klinkt als de Fabeltjeskrant, niet? Daar werkten allemaal mensen met een motief. Ik heb er twee jaar gewerkt, gewoon: facturen, debiteuren, aanmaningen versturen. 's Avonds schreef ik liedjes, ik trad ook wel eens op, ik ging laat het bed in. Een vriend kwam me iedere ochtend ophalen, maar ik versliep me telkens weer. Ik werkte 's avonds wel door, maar we deden maar wat we wilden. Op een gegeven moment ben ik er uitgeschopt. In die tijd had ik een b-muzikant leren kennen. Hij speelde elektrisch, ik akoestisch - zeg heb je geen zin om een muziekschool te beginnen? En toen ben ik gitaarles gaan geven. Dat was in 1977 en na een paar jaar zei hij: hé we moeten gitaarboeken gaan schrijven, dus ben ik gitaarboeken gaan schrijven. Ik kwam een leuke vriendin tegen, Christien, daarmee ben ik gaan samenwonen. Ik kwam het tehuis uit en had een heel leven achter de rug - maar ja, dat schrijft tegenwoordig iedereen op Facebook. In 1981 maakte ik tijdens vechtsporttraining een fout met een wering en ik brak mijn ringvin ger, kijk maar: hij staat scheef naar binnen. Ze hebben 'm verkeerd gezet. Christien had een baan en ik zei: ik ga boeken schrijven. Dat wilde ik toch altijd al. Ze nam zo'n grote Olivetti voor me mee en ik met mijn ene hand in het verband, met één vinger tikken. Ik dacht: nu ga ik literatuur schrijven dus dat moet zoiets zijn als James Joyce's Ulysses. Ik schreef een roman en die was zo ingewik keld, die kreeg ik van alle uitgevers terug. Als ik het manuscript nu herlees: ook ik begrijp er helemaal niets van! Ik heb het hier liggen. Daarna heb ik Tamara's lunapark geschreven. In die tijd kon ik weer gitaarlessen geven en na een jaar of vier kon ik het Fonds voor de Letteren in. 2005 was een rampjaar. Mijn vriendin ging raar doen, werd me ontrouw, de moeder van mijn zoon werd godsdienstwaanzinnig, mijn zoon kwam steeds meer hier. Mijn baantje raakte ik kwijt en in december ging mijn va der dood. Ik dacht de hele tijd: als ik dat Jaar van de Haan nu maar door kom, dan gaat het wel. En toen werd het 24 februari 2006. Ik was thuis en ik kreeg overal pijn, zweten, het is moeilijk uit te leggen wat ik precies voelde. Ik belde m'n broer, hij stond net op de mat in de dojo en hij hoorde aan mijn stem dat er iets mis was. Hij was er in een kwartier - on dertussen heb ik hem nog een keer gebeld. Ik lag op mijn knieën pijn te lijden en ik zei: Ge orge, ik heb een hartaanval. Op een gegeven moment weet je het. George, ik verga van de pijn, je moet me masseren. Bel 112, want ik ga hartstikke dood. De ambulance was er binnen zeven minuten. Je bent helemaal gesloopt. Op de derde dag zeiden de verpleegsters tegen mij: u kunt uw tanden wel poetsen hoor. Dus ik kijk naar die wastafel en ik denk: dat haal ik niet. Ik was helemaal kapot. Een hartaanval gaat bijna altijd gepaard met een burn-out. Ik kwam thuis en toen was ik pas echt ziek, want ik werd niet meer verzorgd. Geen vriendin, dies weg, maar mijn zoon kwam wel, daar moest ik voor zorgen. Michael was toen dertien, hij ging mee boodschappen doen. Van hier naar de supermarkt is misschien vijf minuten lopen, maar ik moest twee keer rusten onderweg. Even op een paaltje zitten. In september 2006 dotterden ze de andere helft van mijn hart en toen ben ik gaan fietsen. Dan krijg je ineens zuurstof binnen. Elke dag sta ik op, neem groene thee en een boterham en ik ga fietsen. En als je zegt: ik word wakker, neem thee en stap op de fiets, dat is dan om twee uur 's middags? Ja, ik kom mijn winterdip uit, dus nu gaat de knop weer terug. Nu sta ik om twaalf uur op, over een maand is het elf uur en weer een maand later tien uur. In de winter heb ik zo'n moeite. Dan duik ik de nacht in. Ik speld april 2011 43 Moesson #10 april 2011.indd 43 24-03-11 14:19

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2011 | | pagina 43