reportage O
In maart 2011, precies op het moment dat Ma
rion Bioem in Happinez een verhaal over hem
publiceerde, stierf Pak Tjakra, een doekoen op
Baii, die zij ai net zolang kende ais het eiland
waar zij zich thuis voelt ais nergens anders.
Bali
Na een vermoeiende rondreis op Java in 1977, waarbij ik
de vele ooms en tantes, neven en nichten van mijn ou
ders geld en cadeaus moest brengen, arriveerde ik voor
het eerst op Bali. In die tijd werd Indonesië bezocht door
toeristen en rugzakreizigers. Ik behoorde tot de trek
kers die het land doorkruisten per bus en trein. Op Java
vermeed ik toeristische trekpleisters en sliep in de goed
koopste logementen met als badkamers houten hokken
op een rijtje. Een mandibak waaruit je water moest
scheppen om jezelf daarmee te besprenkelen. Aan de
altijd smerige hurktoiletten was ik gewend geraakt. Ik
kreeg plezier in het mandiën en had routine ontwikkeld
in het wassen van mijn kleding bij de kali of put net als
de vrouwen van de kampong. Ik schreef 's avonds bij een
olielamp aan mijn romandebuut, nadat ik de warme
dag besteed had aan het vinden van familie met behulp
van overvolle opelets en snelle betjakkers. Java was werk,
en familiebezoek was verplichte kost.
In die tijd was Kuta, op Bali, nog een rustig vissersdorpje
en het ultieme doel van elke zichzelf respecterende rug
zakreiziger. Dit eiland was als een oase na het overbe
volkte Java waar ik dag in dag uit met familie te maken
had. Onderweg van de ene oom naar de andere waren
er de vreemden die van alle kanten tegen mij aanleun
den in overvolle coupés en in zwaarbeladen, rakelings
tussen het overig verkeer door racende bussen. Vooral
de voor het openbaar vervoer ingenieus omgebouwde
oude Chevrolet in en om Bandung was ik beu. Kippen
en geiten reisden altijd mee. Ik kon me urenlang niet
verroeren door zakken rijst, fruit en groenten op mijn
voeten. De woorden reizen en transpireren waren syno
niemen geworden.
Op Bali logeerde ik in een losmen met een eigen koud
water douche en een privé wc, vlakbij zee tussen
kalkovens, klapperbomen, magere koeien en altijd
blaffende wilde honden. Ik ging op een gehuurde fiets
bij mijn oom op bezoek. Het was een opluchting dat
ik op dit eiland slechts één familielid op mijn lijstje
had staan. Voor de grote afstanden naar de Balinese
vulkanen en tempels huurde ik een motorfiets. Rijdend
over onverharde wegen tussen de rijstvelden voelde
ik me één met de Balinezen, die vaak met vijf op een
motorfiets zaten en soms zelfs met zes, want dan sliep
er ook een baby in de slendang van de moeder.
Eenmaal op Bali vorderde mijn roman Geen gewoon
Indisch meisje heel wat sneller dan op Java. Het
inspirerende eiland gaf me na het overbevolkte Java
de rust die ik nodig had om al mijn impressies van de
ontmoetingen met familieleden op te schrijven. Bali
was thuiskomen. Bali, wist ik, was het eiland waar ik
voortaan elke roman zou schrijven. En toen had ik Pak
Tjakra nog niet eens ontmoet...
Een op Bali wonende Indo had me verteld over deze
Balinese doekoen. Pak Tjakra woonde aan de noord
kant van het eiland, bij Singaraja, het deel dat vanwege
de bouwstijl, moslims en moskeeën erg op Java leek.
De doekoen woonde er in een traditionele Balinese
woning buiten de stad. Altijd als ik hem opzocht stond
hij toevallig bij de poort. Zijn ogen lichtten op als hij
me aan zag komen. Pak Tjakra en ik begroetten elkaar
als familieleden vanaf het eerste moment dat we
elkaar zagen.
De eerste keer kwam ik uit nieuwsgierigheid. Ik wilde
een echte doekoen ontmoeten, zo'n man die in de ver
halen van mijn vader opdook, en waar ik als kind nog
geen voorstelling van kon maken. In de praktijk was een
bezoek aan hem niet veel anders dan die aan mijn oom.
Ik had er op Bali als het ware een oom bij gekregen.
Pak Tjakra vertelde smakelijk lachend over zijn avontu
ren bij het KNIL. Hij had net als mijn vader op zeven
door Marion Bloem
fotografie Mike Bloem
juli 2011 13
Moesson #1 juli 2011.indd 13
22-06-11 21:18