Het Indisch Muzikanten Col
lectief bestaat 25 jaar. Tjaai
Aeckeriin sprak met de acht
topmuzikanten. 'Krontjong
zegt iets over onze geschiede
nis, over wie we zijn.'
Door Tjaal Aeckerlin
Fotografie Frédérique Vlamings
Enkele jaren geleden vertelde Rudi To
masouw, een bevlogen verteller en na later
bleek ook een authentieke krontjongmu
zikant, dat hij zich had verbaasd over een
uitspraak van een jonge Indo. Deze jonge
Indo dacht dat de krontjong pas in de jaren
vijftig hier in Nederland was ontstaan. Uit
een Indisch heimweegevoel. 'Krontjong heeft
een geschiedenis van maar liefst 400 jaar!',
riep Rudi Tomasouw verontwaardigd uit.
'Krontjong zegt iets over wie we zijn', bena
drukt ook Eduard Sebastian, bandleider van
het Indisch Muzikanten Collectief dat dit
jaar zijn 25-jarig jubileum viert. 'Krontjong is
Indisch erfgoed.'
Colmschate, onder de rook van Deventer. 28
juni 2010, rond zeven uur in de avond. Rudi
Tomasouw zit op die zonovergoten maandag
in zijn gemakkelijke stoel met zijn akoesti
sche gitaar op schoot. In het gele licht krijgt
zijn gezicht nog meer een jongensachtige
uitstraling. De vingers van zijn linkerhand
dansen over de snaren van de brede hals
en in zijn gezang zitten zowel Maleise als
Portugese woorden. Oude, deels onbekende
krontjongliederen, die hij zich in de jaren
dertig als anak Toegoe, als kind van Toegoe,
had eigengemaakt. Rudi's muziek veroor
zaakt kippenvel. Het zou een van de laatste
optredens zijn van een man die Toegoe als
de bakermat van de krontjong nog heeft
gekend. Over de ontstaansgeschiedenis
vertelt Rudi die avond het volgende: 'Zo rond
1600 voerde de VOC strijd met de Portugezen
in het verre oosten. De Hollanders namen na
hun overwinning de buitgemaakte slaven -
mensen met een ratjetoe aan achtergronden
- mee naar Batavia. Ze kwamen er te werken
als huisknecht of landarbeider. Veel mannen
hadden via hun Portugese meesters kennis
gemaakt met allerhande snaarinstrumenten.
Van drie-, vier-, vijf-snarige zogenaamde uke-
leles tot voorgangers van de hedendaagse
gitaar. En de Portugese volksmuziek, zoals de
droevig klinkende Fado en de opgewekte Mo-
resco, ging hen in het bloed zitten. Ze zetten
hun muziekbeleving in Batavia voort.'
Als dank voor hun bewezen diensten kregen
de slaven de status van Mardijkers toege
wezen. Deze 'vrijgelatenen' mochten zich in
Toegoe vestigen, een stuk grond zo'n tien
kilometer ten oosten van Batavia, niet ver
van het havengebied Tandjoeng Priok. Nu
wisten de Nederlanders wel wat ze weg
gaven, want de enclave werd omringd door
rawa's, door moerassen. In de begintijd een
uiterst ongezond oord, broedplaats van
de malariamug. Maar juist het isolement
maakte dat de bewoners lange tijd aan hun
muzikale tradities wisten vast te houden.
Wat niet betekende dat er helemaal geen
sprake was van beïnvloeding. Door huwelij
ken en contacten met omliggende kampongs
kwamen elementen van de Indonesische
gamelanmuziek binnen. De structuur van
de pantoens - Maleise gedichten die uit vier
regels bestaan - vertoonden overeenkomst
met de opbouw van de oorspronkelijk Portu
gese teksten. De nabijheid van de haven was
verantwoordelijk voor de omvangrijke ver
spreiding van de krontjong. Zeelieden gingen
24 Moesson
Moesson #1 juli 2011.indd 24 22-06-11 21:22