|j| het jaar 1957 0
René Kraft van Ermel
ontsnapt in een kist
Je
zou René Kraft van
Ermel (Jakarta, 1951)
kunnen interviewen
over zijn beroep als
begeleider van ont
spoorde jongeren of over het Indo-zijn. Al ligt
het eerder voor de hand hem uit te vragen
over kuntao, de vechtsport die hem aanzien
bracht in binnen- en buitenland. Maar nee,
we gaan het hebben over 1957. Nou goed,
vooruit, ook nog een beetje over die andere
dingen.
Dit is zo'n gesprek, waarbij je het jammer
vindt dat er een einde aan komt, zo onder
houdend. Het vindt bij hem thuis plaats in
Harderwijk, waar de aandacht allereerst
uitgaat naar de grote vitrine met allerlei
boeddhistisch georiënteerde beelden. 'Ja,'
roept Kraft van Ermel uit de keuken, hij zet
thee. 'Ik probeer een goede boeddhist te zijn,
maar het lukt niet zo.' Even later, loungend
op het bankstel, vertelt hij over zijn achter
grond: 'Mijn vader was musicus: gitarist en
pianist in Semarang. Hij heeft bijvoorbeeld
meegewerkt aan de allereerste versie van
"Bengawan Solo" van de componist Gesang,
en hij was een goede vriend van George de
Fretes.
Tijdens de oorlog werd mijn vader verdacht
van spionage. Dat was helemaal niet waar.
Hij is vreselijk gemarteld in de Jurnatan
gevangenis in Semarang, maar heeft het
overleefd. Toen hij bij mijn oma thuiskwam,
was hij er zo slecht aan toe dat ze eerst
dacht dat hij een bedelaar was en hem weg
wilde sturen. Mijn andere oma heeft in het
kamp gezeten en mijn moeder ook, maar
toen kende zij mijn vader nog niet. Zij komt
van Blitar, Oost-Java, en heeft mijn vader na
de oorlog in Djakarta ontmoet toen hij daar
werkte voor de gouvernementsmarine.
Waarom ik niet ben geboren op een van de
schepen die repatrianten naar Nederland
bracht? Mijn vader had verplichtingen in
Djakarta en mijn moeder wilde nooit naar
Holland. Al snel na mijn geboorte zijn mijn
ouders gescheiden en werd ik opgevoed door
mijn vader en mijn oma. Ik kan me heel veel
van die tijd herinneren. De volkswijk Kema-
joran waar wij woonden, was een hechte
gemeenschap. Muziek speelde er een belang
rijke rol, krontjong Kemajoran is een begrip.
Het was ook een wijk van boeaja's (vechters
bazen, rokkenjagers - HK); Harry Kempees
was berucht in heel Jakarta. Ik herinner me
ook een buurman, Frieser, een markante
ex-militair, die nog leefde toen ik begin jaren
tachtig terugkeerde. Als klein kind keek ik te
gen hem op en nu was ik groter dan hij en hij
sprak me heel onderdanig aan met "meneer".
Ik schaamde me dood. Ik ben toch diezelfde
gewone jongen die hier de koning te rijk was
met een bootje in een teil met water? Ik heb
bij Frieser overnacht, in hetzelfde kleine, ar
moedige huisje waar hij nog steeds woonde,
op een vochtige matras; door de gaten in het
dak kon ik de sterrenhemel zien. Ik vond het
ge-wel-dig!'
'De overval in 1957 werd uitgevoerd door
mensen van buiten Kemajoran. Ons huisje
was in feite een kamer van misschien drie bij
drie meter. Daar woonden mijn oma, mijn
vader en ik, we waren arm. Er stond een bed,
een tafel, één of twee stoelen, een kastje en
een oliestelletje om te koken. Elektriciteit
was er niet; je gebruikte de lampoe gem-
breng, de olielamp, met zo'n semprong erin.
Op een dag kwam mijn oma thuis met een
soort van oude Chinese kist, ongeveer twee
meter lang en vijftig centimeter hoog, zij
wilde die als tafel gebruiken en het was ook
handig, omdat je er dingen in kon doen. Die
kist stonk vreselijk; hoe wij ook schoonmaak
ten, hij bleef stinken. Maar ja, buitenzetten
kon niet, want dan werd hij misschien gesto
len. Dus hij stond voorlopig leeg binnen, in
een hoek.
In heel Djakarta was het in die periode erg
onrustig, je vóelde de spanning, je zag ook
mensen met spandoeken. Het was de tijd dat
Indonesië en Nederland twistten over het
bezit van Nieuw-Guinea. Op een dag, aan het
begin van de avond, werd er op onze deur
gebonkt; mijn vader was niet thuis. Mijn oma
vroeg wie er was, maar geen antwoord, er
werd steeds heviger gebonkt. Toen heeft ze
mij in die bewuste kist gestopt. Ik herinner
mij dat het heel eng was, liggen in het don
ker in die stinkende kist en dat de tranen van
angst over mijn gezicht stroomden. Later be
sefte ik dat het waarschijnlijk een gebruikte
lijkkist moet zijn geweest.
Een aantal mannen stormde de kamer in.
Mijn oma werd hard geslagen en zij vroegen
om geld, maar er was weinig te halen en zij
vertrokken weer. De buren kwamen af op
het lawaai en zeiden tegen mijn oma dat
we beter konden vertrekken voor het geval
de overvallers zouden terugkomen. Oma
besloot naar Depok te gaan, een veilig, chris-
juli 2011 31
Moesson #1 juli 2011.indd 31
22-06-11 21:23