ling in Indonesië. Ze organiseerde tevens een aantal publieke debatten met ambtenaren, activisten, historici en leraren. Sommige geschiedenisdocenten bespreken het wegge stopte verleden in het klaslokaal, ook zonder curriculum of lesboek. 'Je kunt ook literatuur of media als ingang gebruiken', verduidelijkt een docent. 'Leerlingen komen er zelf mee, via internet weten ze veel te achterhalen', meldt een ander. De jonge generatie is een stuk kritischer, maar de overheid worstelt nog met de Soeharto-erfenis. De nieuwe opdracht voor het departement van vrouwenzaken om de 'troostmeisjeszaak' te regelen dreigt te stran den in een maalstroom van bureaucratische procedures. 'Laat ze een beetje opschieten', moppert de 80-jarige Paini uit een bergdorp bij Sema- rang, 'dadelijk ben ik er niet meer.' Paini heeft de hoop op een financiële genoegdoening niet opgegeven. In haar ladekast bewaart ze al vijftien jaar een krantenknipsel waarin staat dat Japan elk voormalig troostmeisje 22.500 dollar zal betalen. Een paar keer kreeg ze te horen dat het geld zou worden overge maakt, na betaling van de laatste admini stratiekosten. Links en rechts leende ze geld om er vervolgens achter te komen dat ze was bedrogen. Nu is ze op haar hoede. 'Ze hebben me al vaak genoeg uitgelachen.' Ook andere vrouwen zijn voorzichtig. 'Elke keer als er een vreemde op bezoek is geweest, denkt het dorpshoofd dat ik geld heb gekregen en eist hij een aandeel', verzucht Ronasih uit Sukabumi, die alleen in een armzalig hutje woont, omdat ze nooit kinderen heeft kun nen krijgen. 'Laten we de volgende keer maar bij mijn nicht afspreken', zegt ze als ik haar in maart de Indonesische catalogus van de tentoonstelling overhandig. Ronasih en Paini zijn, net als andere vrouwen, blij dat hun levensverhaal is opgetekend. Zo dat anderen ervan kunnen leren en de meis jes van nu eenzelfde lot bespaard zal blijven. Maar voor henzelf is er weinig veranderd. Ze moeten nog steeds werken om in hun onder houd te voorzien. En ook de grotere openheid lijkt aan hen voorbij te gaan. Paini heeft na een korte ziekenhuisopname in 2009 haar geit moeten verkopen. Bij een volgende bezoek in maart blijkt ineens haar woonkamer gehalveerd en is voor haar huis een plantenkas verrezen. 'Mijn oudste doch ter had schulden gemaakt, dus moest ik wat grond verkopen', zegt ze verontschuldigend. De dochter woont nu bij haar in en werkt in de buurt, terwijl Paini op haar kleinkinderen past. Ze stuurt de kleintjes met een bood schap de deur uit en haalt haar tasje uit de ladekast tevoorschijn, waar ze behalve het oude krantenknipsel ook de brochure be waart die ik haar heb gegeven. 'Moet je nou toch eens kijken wat ik van het dorpshoofd kreeg.' Voorzichtig om zich heen kijkend laat ze een krantenartikel zien van de tentoon stelling in Semarang. Met haar foto erbij. 'Ik heb het snel weggestopt, want ik wil niet dat mijn kinderen of kleinkinderen dit zien.' Toen ik Paini voor de tentoonstelling bezocht om te vragen of haar portret wel gebruikt mocht worden in de naburige stad, vond ze het best. 'Als ik er maar niet zelf bij hoef te zijn.' Vreemden wil ze wel deelgenoot maken van haar levensverhaal. Maar niet familiele den en buren. Nu haar foto in de krant staat, komt het ineens erg dichtbij. Die confrontatie durft ze niet aan. Dat is te pijnlijk. Ook voor haar naasten. Want de schaamte blijft. De foto's bij dit artikel zijn genomen tijdens de opening van de tentoonstelling in de Langgeng Art Foundation galerie (LAF) in Yogyakarta. augustus 2011 23 Moesson #2 augustus 2011.indd 23 28-07-11

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2011 | | pagina 23