En toen
was ik
in Japan
0
indisch 3.0 0
Ik ben de kleindochter van een oud-KNIL-
militair en krijgsgevangene; ik ben klein
dochter van een jappenkampslachtoffer.
En ook nog eens van een slachtoffer dat
honderduit vertelde over die tijd. Jarenlang
heb ik een hekel aan Japanners gehad.
DOOR CHARLIE HEYSTEK (INDISCH 3.0)
Op Indisch3.o vertelt Charlie hoe zij haar
haat jegens Japanners heeft kunnen loslaten,
voordat zij aan het uitwisselingsprogramma
deelnam: www.indisch3.nl
augustus 2011 25
28-07-11 1509
Toch stapte ik in juni 2006 in het vliegtuig
naar Tokyo. Ik zou als lid van een gastgezin en
leerling van een middelbare school de zomer
in Osaka doorbrengen. Ik was een van de
elf die waren geselecteerd voor het Mutual
Understanding Programme van de Japanse
overheid, die beurzen beschikbaar stelde voor
kleinkinderen van jappenkampslachtoffers.
Doel van dat programma was kleinkinde
ren op een andere manier kennis te laten
maken met Japan. Mijn grootouders waren al
overleden, maar andere familieleden waren
ontzettend positief over mijn reis. Ze spraken
hun zegen uit en drukten me op het hart te
genieten van alles wat ik mee zou maken.
Uit andere hoeken kwam echter minder
positieve feedback. Velen bestempelden het
programma als 'snoepreisje' of 'afkoopsom'.
De meesten vonden daarom dat ik hier geen
'gebruik' van mocht maken.
Tijdens een voorbereidingsmiddag op de
Japanse ambassade kreeg ik te horen dat 'het
niet de bedoeling is dat je over het verleden
praat als je in Japan bent, de oorlog moet
onbesproken blijven.' Ik nam mezelf voor dit
verzoek te respecteren. Toch kon ik dat voor
nemen niet volhouden, op het moment dat de
docent Engels mij op mijn Japanse middelbare
school, vroeg waarom ik in Japan was.
In een notendop vatte ik de oorlog in
Nederlands-Indië samen. In tegenstelling tot
wat ik verwachtte, vroeg de docent mij de
ervaringen van mijn grootvader op papier te
zetten. 'Ik wil dat ze dit horen, er wordt nooit
over gesproken maar het is van groot belang
dat we over ons oorlogsverleden onderwijzen.
Ignorance is definitly no bliss.'
Ik probeerde de oorlog van mijn grootouders
in duizend woorden te vangen en het voelde
goed toen de docent mijn verhaal voorlas aan
de klas. Mijn veertig klasgenootjes zaten lam
geslagen in hun bank en keken me vragend
aan. Ze wisten van niets. En dit was nog maar
de gecensureerde versie, ik had de details van
de gruwelijkheden van de kampen achter
wege gelaten.
Eenmaal terug in Nederland deelde ik mijn
ervaringen met iedereen die het horen wilde.
Opnieuw kreeg ik veel positieve reacties, maar
ook de negatieve waren aan de orde van de
dag. Zelfs nu nog, vijf jaar later, vragen men
sen me waarom ik zo stom ben geweest om
toen 'te heulen met de Jappen.'
Steevast antwoord ik hier op dat erkenning
van het oorlogsverleden en vergeving van
daden niet hetzelfde is als negeren van feiten
en ontkenning van gruwelijkheden. Ik heb
simpelweg geen recht op de haat, het verdriet
en de angst van mijn grootouders. Zeker niet
als zij die haat nooit hebben willen voelen.