30 Moesson Daar, in de drukte, was het een vreemd gezicht man nen op het trottoir stil te zien staan, shag rokend met de kinnen omhoog om het laatste nieuws op de lichtkrant van warenhuis De Bijenkorf te volgen. Mijn vader wierp alleen een vluchtige blik omhoog om de temperatuur te lezen, die tussen de korte berichten werd getoond en voor hem altijd te laag was. De nach ten in Soerabaja waren altijd warmer dan de warmste dagen in Den Haag. Voorbij het deftige warenhuis, waar hij nooit binnen ging, lag de eenvoudiger HEMA, waar het gewone volk kwam. Mijn vader liet me er de bekende rookworst eten, die dampte in een lekkend, vet puntzakje. Hij liet me er mosterd bij nemen. Als mijn moeder dat hoorde, zou ze boos uitroepen dat mosterd niet goed was voor mijn zenuwen. Ik was een zenuwachtig kind, overgevoelig voor duiste re films, bang in het donker, huiverig voor het verkeer, altijd verlangend naar de radio. Mijn vader zocht graag de drukte op, waarschijnlijk omdat hij het straatleven van Soerabaja miste. Het was op een vrije zaterdagmiddag; in die dagen werkte men nog in de ochtend. Mijn vader had zijn fiets in het Achterom gestald, een oud straatje uit de eeuwenoude binnenstad, waar niemand zich scheen te wagen op de kinderhoofden tussen de blinde muren van gebouwen zo oud dat er regelmatig bakstenen uit leken te vallen. Mijn vader had net zijn fietssleuteltje in het ringslot gestoken, toen hij omkeek en iemand zag staan. Het was een man ongeveer zo oud als hij, zelfde postuur, zwart haar bijna druipend van de brillantine. Die man had familie kunnen zijn, of tenminste een oude vriend uit Nederlands-Indië. Hij keek mijn vader stomver baasd aan. 'Goddómme!' riep mijn vader uit. 'Jij hier, klootzak!' De man maakte zich uit de voeten. 'Let op mijn fiets', beval hij me. 'Jij blijft hier staan.' Mijn vader griste zijn mariniersdolk uit de fietstas, stak hem bij zich en ging achter de man aan. Te moeten oppassen op een fiets terwijl hij misschien iemand overhoop zou steken in een van de straatjes rond de Passage gaf me een merkwaardig gevoel. Was een mensenleven minder waard dan de fiets die ik met mijn handen omklemde? Het was een Raleigh, Engels fabrikaat, door mijn vader eigenhandig in elkaar gezet. De fiets was als bouwpakket in een grote doos bij ons afgeleverd. De gang in onze kleine portiekwoning aan de lange Melis Stokelaan was in een werkplaats veranderd, met haken in het plafond, en touwen en katrollen. Mijn vader had op zijn 19e jaar fietsen leren maken bij A. Vis aan de Pasar Besar in Soerabaja, in de fabriek van AVIS rijwielen. De Japanners hadden het land bezet en de fabriek geconfisqueerd. De fietsframes moesten van de standaard Europese afmetingen terug worden gebracht naar Japanse. Mijn vader brandde de buizen los uit de sokken, zaagde ze kleiner en laste de frames opnieuw met carbid, koperen lasstaven en laspoeder. Indonesiërs, Indo's en Chinezen werkten er samen, maar er heerste wantrouwen vanwege de nationalis tische gevoelens onder de Javanen. De fietsen waren bestemd voor Japanse en Indonesische Heiho soldaten, die naar Malakka en Birma werden gestuurd om er te vechten tegen de geallieerden. Mijn vader vertelde ons, kinderen, dat hij bij het lassen van de buizen in de sokken opzettelijk het materiaal te lang liet inbranden. Daardoor werden de omge bouwde frames broos. Op zekere dag werden hij en de hoofdlasser Liem, een Chinees, bij de directie ontboden. De fabrieksdirecteur zat met een insigne van de sakurabloem achter zijn bureau, geflankeerd door twee legerofficieren van de gevreesde Ken Pei Tai. Er waren veel gevallen gemeld van soldaten die door hun fietsen waren gezakt. Het tweetal werd in het gezicht geslagen, verrot gescholden en gewaarschuwd. Toen Liem en mijn vader weer aan het werk gingen, kregen ze ruzie. Mijn vader hekelde Liems pro-Japanse instelling en Liem verweet hem opzettelijke sabotage. Iemand moest hun hebben gehoord, want de volgende dag kwamen twee officieren van de Ken Pei Tai de werkplaats binnen. Ze sommeerden mijn vader mee te gaan. Na een korte ondervraging in het kantoor werd hij naar de binnenplaats geleid, waar hij zich tot zijn onderbroek moest ontkleden. Een Japanse officier trok zijn samoeraizwaard en legde het weg. Hij gespte zijn schede los en sloeg ermee op hem in. Mijn vader raakte Moesson #2 augustus 2011.indd 30 28-07-11 15:0

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2011 | | pagina 30