'Veel gebeurt op een zaterdag, weinig doordeweeks, dan komt hij moe van zijn werk' verhaal O buiten bewustzijn en kreeg een emmer water over zich heen gegoten. Toen hij weer stond, kreeg hij een houten balk over zijn schouders gelegd. Het keuken- en kantoorpersoneel waren erbij geroepen om te kijken. Zijn armen werden over de balk gelegd en met touwen vastgemaakt. Achter zijn knieholtes werd een bezem steel gebonden. De felle zon brandde boven zijn hoofd. Telkens wanneer hij van vermoeidheid door zijn knieën zakte, dwong de pijn van de bezemsteel hem weer overeind. Als straf voor zijn zwakheid kreeg hij klappen met de stalen schede van het samoeraizwaard. De marteling duurde tot hij zijn bewustzijn verloor. Hij ontwaakte in een kolenkit met de afmetingen van een extra brede doodskist. Hij lag op een bed van houtskool onder een deksel van gegolfd plaatstaal, waar de zon op brandde. Hij moest er ook de hele nacht blijven liggen. Toen de zon hem weer bijkans gaar leek te koken werd hij uit de kist gehaald en weer afgeranseld. Tenslotte werden twee Javaanse vrouwen van het keukenpersoneel geroepen om hem te wassen. Daarna mocht hij terug naar de werkplaats. Was mijn vader 16 jaar later in het veel koudere Den Haag soms achter zijn vermeende verrader aangegaan? 'Ik krijg hem nog wel te pakken, goddomme, die Javaanse gladadder,' mopperde mijn vader toen hij terugkwam, en hij liet zijn mariniersdolk terug in de fietstas glijden. Wat een geluk dat hij hem niet te pakken had gekregen! Maar wat bedoelde hij met 'die Javaanse gladakker'? Mijn vader kwam zelf van Java, ik begreep er niets van. Nog minder begreep ik zijn onhandigheid. Het is een paar jaar later, ik ben 12 en heb een eigen fiets. Op een avond word ik erop uitgestuurd om bij kennissen een brief af te geven. Het is windstil, de avond kleurt blauwzwart. Op de terugweg zie ik een reuzenme- teoriet boven het Zuiderpark omlaag suizen. Hij is diamantvormig, heeft een drakenstaart en dooft hoog boven de boomtoppen. Ik trap op mijn rem en blijf staan, nagenietend van dit kosmisch wonder. Ik wil verder fietsen, maar mijn koplamp is uitgevallen. Ik stop, kijk mijn dynamo na en inspecteer het achter licht, dat werkt. Daarna begin ik aan mijn koplamp te rommelen. Dan breekt de lamp van de houder. Mijn vader is woest de volgende dag, wanneer hij de kapotte fietslamp ontdekt in de kelder. Hij ontdekt altijd alles, hij inspecteert de hele dag de godganse wereld om zich heen, er is niets dat hem ontgaat. Het is weer op een zaterdag, veel gebeurt op een zater dag, weinig doordeweeks, dan komt hij moe van zijn werk en klaagt hij over de pijnen aan zijn rug. Die heeft hij de ene keer overgehouden van de martelingen van de Japanners, een andere keer van de zweepslagen van zijn moeder, en dan weer van een landmijn die hem ooit uit een pantserwagen een ravijn in slingerde. Misschien voelen al die pijnen anders, zoals het voor mij anders voelt wanneer ik met mijn kop tegen de muur word geslagen of met de riem word afgetuigd. Een riem over je rug veroorzaakt striemen, dat is alles. Je kop tegen de muur maakt je zo suf dat je een paar dagen de lessen op school niet goed kan volgen. Ik moet mee naar de kelder, waar de fietsen staan. Mijn vader hanteert een soldeerbout en soldeertin, mijn broer houdt het stuur vast, terwijl ik met mijn blote handen het lampenkapje recht op zijn plaats moet houden, waar het is afgebroken. Ik verwacht een korte operatie. Solderen is een kwestie van seconden, mag niet lang duren. Maar mijn vader krijgt het niet voor elkaar en begint te vloeken. De koplamp wordt zo heet onder mijn vingers, dat ik haar los moet laten. Dan begint mijn vader te schreeuwen. 'Je moet die godverdommese lamp vasthouden, slappe lul die je bent!' Hij doet nog een poging, terwijl mijn vingertoppen verschroeien en ik het kapje weer loslaat. Mijn broer weet dat je een stuk blik niet aan een stalen houder kunt solderen, dat zoiets met een lasbrander moet. Hij ziet machteloos toe, mag niets zeggen, net als het keukenpersoneel op de binnenplaats van die fietsen- fabriek toen onze vader als een jonge Indo van 19 door een paar Japanse officieren werd afgetuigd omdat hij zijn vak niet verstond. www.alfiedbiiney.com augustus 2011 31 Moesson #2 augustus 2011.indd 31 28-07-11 15:0

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2011 | | pagina 31